Skip to content

Search

Search

December 4, 2025

Ter overweging

John R. Gibbons (1843-1919) Detre Library & Archives, Senator John Heinz History Center (Box 6, folder 8, MSP#282)
Toen John Rison Gibbons op 29 oktober 1915 in Paramaribo aankwam, had hij één duidelijke missie: zoveel mogelijk bauxietgrond in Suriname veiligstellen namens zijn werkgever, de Aluminum Company of America (Alcoa).

Toen John Rison Gibbons op 29 oktober 1915 in Paramaribo aankwam, had hij één duidelijke missie: zoveel mogelijk bauxietgrond in Suriname veiligstellen namens zijn werkgever, de Aluminum Company of America (Alcoa).

De multinational had altijd vertrouwd op Amerikaanse bauxietvoorraden -in Arkansas  onder andere- voor de productie van aluminium, maar bij het uitbreken van de Eerste Europese oorlog in 1914 begonnen Alcoa directieleden zich zorgen te maken dat de binnenlandse ertsen zouden opraken. En toen kregen ze rapporten onder ogen, die zeiden dat Suriname rijk was aan bauxietvoorraden en het bedrijf handelde razendsnel om controle over de beste gebieden veilig te stellen.

NEERBUIGEND

Gibbons was geen willekeurige geoloog. Hij was een oud-officier uit Jeb Stuarts cavalerie in de vuurlinie van de Amerikaanse Burgeroorlog en was aanwezig toen de confederale generaal Robert E. Lee zich op  9 april 1865 over gaf aan generaal Ulysses S. Grant, de bevelhebber van de Union Army.

Gibbons was een neerbuigende neokoloniale asshole die in de VS had gevochten voor de zijde die slavernij in stand wilde houden.

Vanaf zijn aankomst in 1915 positioneerde hij zichzelf expliciet boven de lokale bevolking. In zijn rapporten aan Alcoa beschreef hij de mensen die hij ontmoette als “ignorant, superstitious and suspicious” en framede hij Paramaribo en het binnenland als een vreemde, onbegrijpelijke omgeving waar hij zich doorheen moest manoeuvreren.

In zijn verslag over ontmoetingen met Marrons beschreef hij bijvoorbeeld een granman als een soort primitieve karikatuur, zittend “op een plank op twee rotsblokken”, gekleed in oude lompen, in een “paleis” dat bestond uit acht palen en een dak van palmbladeren. Hij noteerde met voldoening dat het wit van de ogen van de granman groot als schotels werd toen hij jenever aangeboden kreeg; de Marronleider zou daarop meteen bereid zijn geweest om zijn volk “subservient to our wishes” te maken; neokolonialisme in volle gang.

Toen Gibbons Suriname 54 dagen later verliet, had hij onderhandeld met koloniale autoriteiten, lokale bewoners en traditionele eigenaren hun gronden afgetroggeld en meer dan 101.000 hectare grond veiliggesteld voor Alcoa.

DUPE

In de decennia die hierop volgden was de Amerikaanse aluminiumproductie in toenemende mate gebaseerd op Surinaams bauxiet, en tegen de jaren 1940 was Suriname ’s werelds grootste exporteur van het erts. Amerikaanse aluminiumproductie in de grote Europese oorlog van 1939 tot 1945, draaide grotendeels op Surinaamse bauxiet. Andere sectoren in het land kregen decennialang een stiefmoederlijke behandeling, werden niet verder ontwikkeld en sommige stierven een hongerdood.

Alcoa ontwikkelde via de Surinaamsche Bauxiet Maatschappij (Suralco) industriële hubs in Moengo en later Paranam, waar bauxiet werd verwerkt tot aluinaarde, het voorproduct van aluminium. In de jaren 1950–60 kwam de Brokopondo-overeenkomst, met de bouw van de Afobakastuwdam en de aanleg van het enorme Brokopondostuwmeer.

Dat kwam met massale onteigening en verplaatsing van Marrongemeenschappen. Zo’n 43 Saamaka- en Ndyuka-Marrondorpen langs de Surinamerivier en haar zijtakken verdwenen onder het water van het stuwmeer en de bewoners – ruim 5.000 mensen – werden met haastige transmigratieprogramma’s verplaatst naar nieuwe nederzettingen, vaak met minder vruchtbare grond en slechte voorzieningen.

Het stuwmeer moest goedkope hydro-elektriciteit leveren voor de raffinaderij in Paranam; de waterkrachtcentrale bij de Afobakastuwdam werd in gebruik genomen in 1965. De overheid kocht een deel van de elektriciteit in voor Paramaribo, maar de Marrons die voor de ontwikkeling door het water waren verdrongen naar de transmigratie dorpen, deelden decennialang niet in de elektriciteit die werd gewekt, ondanks het letterlijk over hun hoofden heen in dikke kabels naar Paranam en Paramaribo werd vervoerd.

Maar dat deze mensen voortdurend de dupe waren van de vooruitgang van het land, maakte niet veel mensen wat uit; immers, de rookpluim die potent uit de raffinaderij te Paranam steeg, was een teken van industriële bloei en welvaart. Bauxiet was de toekomst. Als je voor Suralco werkte was je boterham een goed gesmeerde.

UITGEBLUST

En toen kwam er in de jaren 1990 een keldering van de wereldmarktprijzen. In 2015 stopte Suralco met productie en in 2017 sloot de raffinaderij voorgoed zijn deuren. De rookpluim was geblust.

Nauwelijks honderd jaar nadat multinationals het land meesleepten in een internationale opvlieger en hele gemeenschappen werden ontwricht, dorpen werden verwoest en tribale landschappen voorgoed verloren gingen, kan Suriname alleen maar bogen op een verroest skelet van een raffinaderij en onfixbare ecologische schade. Om maar niet te spreken over het sociale trauma.

OLIE

En nu is er olie gevonden aan de kust van Suriname.

Meerdere multinationals hebben zich aangediend en weer waant het land zich rijk door de beloftes die zij maken voor rijkdommen.

Er is een verhaal van een Noorse geoloog Rolf Marstrander die in 1921 naar Suriname werd gestuurd om op de plantage Rorac het bauxiet potentieel te onderzoeken voor de jonge aluminiumproducent NACO. Marstrander zette een ambitieus exploratieprogramma in gang: werknemers bouwden voor hem 64 schachten en hij deed honderden boringen. Tegen midden 1922 had hij al 770 testen uitgevoerd.

Toen kwam in Noorwegen NACO in 1922 in een diepe financiële crisis terecht. De naoorlogse depressie trof Noorwegen hard, banken wankelden, en eerdere bauxietprojecten in Frankrijk liepen vast door politieke blokkades. Daardoor ontbrak de kapitaalstroom om de Surinaamse operatie te blijven financieren.

Marstrander werd teruggeroepen, en Rorac bleef achter, een verlaten plantage, doorboord met vervaarlijke open schachten.

De bauxietgekte bracht een onafgemaakte belofte van ontwikkeling.

Kijken we nu voorbij de beloftes van de oliegekte?

De wereld verschuift in rap tempo naar een groene energie-infrastructuur. In Amsterdam mag je vanaf 2030 de stad niet eens meer in met een dieselmotor, en andere Europese steden volgen snel. Nu focussen op olie is begrijpelijk; geld dat voor het oprapen ligt laat je niet liggen. Tuurlijk!

Maar is er een lange termijnvisie?

Of zijn we over 100 jaar weer een land dat zich ooit rijk waande met rijke reserves aan natuurlijke hulpbronnen, maar toch uiteindelijk alleen maar een skelet overhield van een raffinaderij die niet bleef roken?

Net als Rorac, een verlaten plantage, doorboord met vervaarlijke open schachten?

 

[Bronvermelding: Lobach, Simon, and Espen Storli. 2021. “The End of the Free State of Rorac: Bauxite Concessioning and Maroon Displacement in Colonial Suriname.” Cahiers d’histoire de l’aluminium 67 (2): 54–73.]

TAGS: