Afbeelding

lense

Lensé : Een Marronvertelling

 Dilitin! Luister eens!

Daitin! Wij luisteren!

Aan de Tokko Tokko-rivier woonde een echtpaar dat dagelijks een plengoffer bracht aan de goden. De goden leken stokdoof, want hoeveel offers ze ook brachten, het kind waar ze zo naar verlangden kwam maar niet.

Aan gronmama offerden ze al het voedsel van hun kostgrondje, aan de luchtgod offerden ze wildvlees. De geur steeg op en ze mompelden dan allerlei gebeden. Ook aan de riviergod brachten ze offers, die bestonden uit prachtige bosbloemen die op de golfjes dansten.

Een dag na het offeren aan de riviergod ging de vrouw zich zoals altijd wassen in de rivier, en terwijl ze zich waste, dreef er een hoopje schuim voorbij van een aparte roze kleur. De vrouw uitte een kreet van verrassing, want zo’n soort schuim had ze nooit eerder gezien.

Zonder te aarzelen pakte ze haar grote wasteil, schepte het schuim op en haastte zich naar huis. Terwijl ze zich naar huis spoedde, begon het schuimpje te groeien en te groeien. Eerst was daar een voetje en daarop nog één, toen een buikje, vervolgens handjes, en als laatste een hoofdje, met alles wat eraan hoorde te zitten.

De vrouw nam overmand door blijdschap, de baby uit de teil en wiegde haar liefdevol in haar armen. Ze liet het slapende kind aan haar man zien en het echtpaar was dolgelukkig dat de riviergod hun vurige smeekbedes eindelijk had verhoord.

Het kind kreeg de naam Lensé.

Het echtpaar had alles over voor Lensé: prachtige omslagdoekjes, lintjes in haar haren, popjes gesneden uit hout. Lensé werd intens vertroeteld door haar ouders, geen dag ging voorbij dat ze haar niet vertelden hoeveel ze van haar hielden.

Slechts één ding durfde het echtpaar niet: Lensé zich laten wassen in de rivier. Want als de riviergod Lensé nu eens terug wilde? Dus mocht hun dochter nooit naar de rivier.

Lensé groeide op tot een meisje dat ondanks alle verwennerij zeer vriendelijk was naar andere kinderen toe. Vooral naar haar vriendinnetje Coba, dat dagelijks met haar speelde. De twee meisjes ruzieden weleens, maar het duurde nooit lang voor ze het goedmaakten.

Op een dag viel er een zware regenbui, zoveel regen viel er uit de hemel dat alle kostgrondjes blank stonden. Ook die van het echtpaar. Nu moesten ze met de boot naar hun kostgrondje en Lensé kon niet mee.

De ouders van Coba werd gevraagd om op te passen. De twee kinderen vermaakten zich met

Lensé’s speelgoed en zoals vaker ruzieden ze om de lievelingspop van Lensé.

Ze trokken er beiden aan.

Lensé gaf niet toe, Coba gaf niet toe.

‘Mijn pop!’ protesteerde Lensé.

‘Ik wil hem! Geef hier!’ schreeuwde Coba.

‘Nee!’

Coba werd steeds bozer, tot Lensé eindelijk haar zin kreeg.

‘Jij bent niet aardig, neem je pop maar, schuimpje!’

‘Ik ben geen schuimpje!’

‘Dat ben je wel!’

‘Niet!’

‘Wel, waarom denk je dat je nooit naar de rivier mag? Je moeder nam je mee als een hoopje schuim. En zo ben je hier gekomen. Jouw moeder is niet jouw moeder, en jouw vader niet jouw vader.’

Lensé’s lippen trilden, haar ogen vulden zich met tranen.

Huilend zong ze:

3x

‘Mijn moeder noemde mij Lensé

Mijn vader noemde mij Lensé

Maar Coba noemde mij schuimpje.’

En terwijl ze zong rende ze naar de rivier:

‘Mijn moeder noemde mij Lensé

Mijn vader noemde mij Lensé

Maar Coba noemde mij schuimpje.’

De Okanisi versie :

3x

‘Mi ma kai mi Lensé

Mi da kai mi Lensé

Ma na Coba kai mi sukuma’.

Lensé zong en zong, de tranen liepen over haar wangen. Zingend sprong ze de rivier in en veranderde onmiddellijk in een hoopje roze schuim. Haar moeder ving de rest van haar leven elk hoopje schuim dat voorbijdreef.

Moraal Lensé: loslippigheid kan kwetsen. Loslippigheid doet meer kwaad dan goed.


Dit verhaal komt ook voor in het boek SURINAAMSE MARRONS VERTELLINGEN van Makida Daniels.

Haal uw exemplaar bij https://makidadaniels.com/ en alle online boekenwinkels.

De Surinaamse Marrons, afstammelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen die de plantages ontvluchtten, wisten in het oerwoud een nieuw bestaan op te bouwen. Vanuit hun nederzettingen langs de grote rivieren voerden zij verzet tegen onderdrukking en ontwikkelden zij een eigen cultuur, diepgeworteld in Afrikaanse tradities en verrijkt met Surinaamse invloeden. Hun gewoonten, kookkunst, kledingkeuze, dans, religie en vooral de orale traditie vormen de kern van hun identiteit.

Binnen die orale traditie neemt de Mato een bijzondere plaats in: een kunstvorm waarin verhalen, zang, dans en percussie samenkomen, of juist in pure vertelvorm worden gebracht. Mato’s zijn meer dan vermaak; ze dragen levenslessen en waarden over, van generatie op generatie. Voor mij, als Marron‑nakomeling, waren de Mato‑avonden bij het kampvuur het hoogtepunt van mijn jeugd. Terwijl we bananen of zoete aardappelen roosterden, bracht mijn grootmoeder de wereld van prinsen, pratende dieren en mythische figuren tot leven.

Met het verhaal van “Lensé,” de lievelings‑mato van mijn zus, doordrenkt van zoete nostalgie, wil ik niet alleen mijn jeugdherinneringen tot leven brengen, maar ook de rijkdom en betekenis van de Marroncultuur zichtbaar maken. De Mato is meer dan een vertelling: het is erfgoed dat verbindt, dat opvoedt – kia – en leert – leli – en dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het is een levende traditie die inspireert en gekoesterd moet worden. Ik hoop dat het verhaal van Lensé uiteindelijk een moraal zal meegeven die even waardevol is als de herinnering zelf.


Dit artikel wordt u gebracht door het Herdenkingscomité Slavernijverleden in verband met Marrondag 2025

HCS

Het Herdenkingscomité Slavernijverleden organiseert sinds 2025 de Nationale Herdenking Slavernijverleden en viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli in het Oosterpark in Amsterdam, en ondersteunt lokale herdenkingen en vieringen in het hele Koninkrijk: van Aruba tot Amsterdam en van Bonaire tot Groningen.

Het Herdenkingscomité Slavernijverleden zet zich in voor een waardige en inclusieve herdenkingscultuur, waarin ruimte is voor de diversiteit aan stemmen en verhalen. Vanuit dialoog, educatie en verbinding dragen we bij aan bewustwording en erkenning en werken we samen aan een toekomst waarin gelijkwaardigheid en vrijheid centraal staan.

makida

Makida Daniels

Schrijfster

Makida Daniels is geboren in Suriname en  is een schrijfster  met een focus op de geschiedenis en het heden van de Surinaamse Marrons. Daarnaast schrijft ze boek en film essays en theater scripts. In 2019  deed ze spoken word poetry getiteld -Mi Afo Cato- Ode aan de Stammoeders en bracht ze haar eerste boek Surinaamse Marrons Vertellingen uit. In 2021 schreef ze het script voor de theatervoorstelling, Ma Cato, Vrouwen in verzet tijdens de marronage. Schrijft en werkt samen met Kula Skoro bij het ontwikkelen van Educatieve schoolprojecten.  Makida Daniels is tevens zorgverlener en doet de Bachelor studie Literature and Society aan de VU in Amsterdam.