Afbeelding

jerryson

Organisaties luiden noodklok over politiegeweld: ‘Jongeren van kleur voelen zich structureel onveilig’

Na de dood van de 15-jarige Jerryson Noor luiden Stichting SABI, NiNsee, Controle Alt Delete, RADAR en Ojise Network de noodklok over politiegeweld. Volgens de organisaties voelen jongeren van kleur zich structureel onveilig in hun contact met politie en justitie. De vijf organisaties belegden op 1 november een expertmeeting in Rotterdam, naar aanleiding van het fatale schietincident waarbij Jerryson door de politie werd neergeschoten. Volgens de experts past dit tragische voorval in een breder patroon van politiegeweld, waarbij personen met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn.


Jongeren van kleur bevinden zich structureel in een positie van onveiligheid wanneer zij in aanraking komen met politie en justitie,” stellen de vijf organisaties. “In plaats van die kwetsbaarheid te erkennen, versterken opleiding en praktijk vaak de stereotypen die jongeren als verdacht of bedreigend neerzetten. Wij roepen op tot menselijkheid, erkenning en structurele hervorming.”


Het overlijden van Jerryson, die op zondag 21 september in Capelle aan de IJssel werd neergeschoten door de politie, is geen op zichzelf staand incident. Het past in een structureel patroon van fatale politie-incidenten, waarbij personen met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn.

De zaak-Noor staat in scherp contrast met een vergelijkbare gebeurtenis in Zwijndrecht, waar op maandag 29 september een witte 14-jarige jongen met een nepwapen dreigde. Dat incident liep - zoals het hoort - niet fataal af. 

Verontrustend patroon
In Nederland tekent zich een verontrustend patroon af in de relatie tussen politie en burgers van kleur, aldus de vijf organisaties.

Volgens Controle Alt Delete is ruim 80 procent van de dodelijke slachtoffers van politiegeweld van kleur. Die cijfers staan niet op zichzelf. RADAR registreert al jaren meldingen van discriminatie en etnisch profileren, met name in de regio Rotterdam. NiNsee wijst op de diepere wortels van het probleem: racistische beeldvorming die teruggaat tot koloniale structuren en nog altijd het denken binnen politie en bestuur beïnvloedt. En er is voldoende onderzoek dat aantoont dat er sprake is van structurele ongelijke behandeling in de gehele strafrechtketen.

Etnisch profileren is juridisch strijdig met het gelijkheidsbeginsel, zoals recent bevestigd in een rechtszaak tegen de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast hebben NRC en de Universiteit Leiden onderzoek gedaan naar de politie in Rotterdam, waaruit blijkt dat er sprake is van structureel racisme en een problematische werkcultuur. Deze bevindingen illustreren dat discriminatie en ongelijke behandeling binnen politie en justitie een breder maatschappelijk aandachtspunt zijn. De organisaties signaleren bovendien dat de politie regelmatig samenwerking weigert met opvoeders, jongerenwerkers en docenten – professionals die jongeren beter kennen en zouden kunnen bijdragen aan een menselijker benadering.

Dialoogverzoek onbeantwoord
Op vrijdag 26 september vroegen de vijf organisaties om een dialoog met de bestuurlijke driehoek, om te spreken over de grote zorgen die leven in de gemeenschappen. De reactie op 2 oktober kwam laat, was formeel en afstandelijk. De betrokken organisaties ervaren dit als een gebrek aan erkenning van een serieus probleem en als een weigering om in verbinding te treden met de betrokken partijen. Ook het besluit van de autoriteiten om slechts één persoon aan te schrijven, in plaats van de gezamenlijke coalitie, versterkte het gevoel van uitsluiting.

Structurele oorzaken
Tijdens de bijeenkomst op 1 november werden zorgen gedeeld over de politieopleiding, de aannamepraktijk en de uitvoering van het werk. Volgens aanwezigen bestaan er structurele blinde vlekken voor stedelijke diversiteit en raciale vooroordelen. 

Een oud-politieagent vertelde:

Politieagenten leren tijdens hun opleiding om alleen te schieten op donker geklede zwarte schijven.”
Er komen mensen bij de politie werken die alleen het platteland kennen. Hoe kunnen ze onze jongeren in de stad begrijpen?”
Politieagenten wijzen te vaak hulp van opvoeders en jongerenwerkers af, terwijl zij de jongeren beter kennen.”

Beelden en realiteit
Hoewel in publieke en beleidsmatige discussies vaak het beeld wordt opgeroepen van gewapende jongeren in confrontatie met de politie, blijkt de feitelijke dreiging in Nederland uitzonderlijk laag. Vaak blijkt achteraf sprake van nepwapens of een misinschatting van de situatie. Anders dan in de Verenigde Staten, waar vuurwapenbezit wijdverbreid is, speelt hier een context van beperkte wapentoegang en lage risico’s. Ten slotte komt het in Nederland zelden voor dat mensen op de politie schieten, alleen zware criminelen doen dit. Juist daarom, stellen de vijf organisaties, moet politiebeleid worden gestuurd door realistische risicoperceptie, betere training en verfijnde de-escalatievaardigheden, in plaats van door angstbeelden.

Stemmen van jongeren
Tijdens de bijeenkomst deelden jongeren – vaak anoniem – hun gevoelens van onveiligheid: 

“Ik kan nooit een winnaar zijn in het leven. Ik ken alleen de verloren kant.” (15 jaar) “Broeder, ik kan geen zicht vragen aan mensen die mij blind hebben gemaakt.” (19 jaar) “Ik zwem nooit in de zee omdat mijn grootste angst verdrinken is. Ik had nooit gedacht dat mijn leven een zee zou zijn.” (16 jaar)

De organisaties roepen op tot structurele hervormingen. Hun aanbevelingen zijn concreet: Hervorm politieopleidingen met nadruk op stedelijke diversiteit en de-escalatie, Versterk samenwerking tussen politie, scholen en jongerenwerk, voer onafhankelijke monitoring in van discriminatie en etnisch profileren en richt een permanente dialoogtafel in tussen bestuur, politie en gemeenschappen.

“Jongeren van kleur bevinden zich structureel in een positie van onveiligheid. In plaats van die kwetsbaarheid te erkennen, versterken politie en bestuur vaak de stereotypen die hen verdacht maken. Dat moet veranderen.”