Kwasiba Keller, onze krachtige stammoeder
“U vertelde dat de directeur op een plantage “vriendinnen” had, die met hem samenwoonden, voor hem kookten en het bed deelden? Ik zou het eerder sexual abuse noemen! En dat vrouwen er zogenaamd voor kozen om met een plantage-eigenaar te zijn om hun kinderen een beter bestaan te geven is geen liefde, maar geweld! Sexual abuse is not about love, it’s about power! ", zei een vrouw tijdens een lezing “Leven op een Surinaamse plantage tijdens de slavernij”.
Bron Afbeelding Kwasiba: Chat GTP 23 september 2024 15.44 uur
Aan de historische feiten van het “leven” in slavernij kun je nu niets meer doen. Vanaf zeven jaar word je verplicht om te beginnen met werken. Vanaf je zestiende word je volwassen verklaard en verplicht om voor altijd te werken. Gemiddeld word je op een plantage 43 jaar. De subjectieve waarneming van feiten is iets totaal anders.
Wanneer er in de archieven staat dat er veel kindersterfte is op de plantage, kun je dan zeggen dat het met de leefomstandigen in Suriname te maken heeft? Of heeft het alles te maken met het systeem van de slavernij, dat weldoordacht mensen aan het ontmenselijken is om te gebruiken voor economische belangen?
Wanneer je mij plaatjes laat zien van keurige slavenhutjes op een rij, rondom een grote directeurswoning op een plantage in de tropen, dan zie ik beelden uit een glanzende prospectus voor aandeelhouders, om schathemeltjerijk te kunnen worden van dit systeem. Niet een gezellige leefomgeving waar er tijdens het werk liedjes worden gezongen!
Als je mij een kaart laat zien van plantages op Nickerie, dan zie ik mijn krachtige voormoeders Kwasiba en haar moeder Mimie, die in slavernij leefden op plantage Margarethenburg. In 1863 kregen ze de achternaam Keller. Ik ben hen innig dankbaar voor hun moed en liefde.
De lezing "Leven op een Surinaamse plantage tijdens de slavernij” inspireerde mij om het onderzoek naar onze geschiedenis zelf te vervolgen en mijn eigen verhaal te blijven schrijven. Het was, zoals onze Sjo het noemde, tijd om weer parels te duiken in de archieven.
Ik was gebleven bij het MEMRE-artikel over mijn stammoeder Kwasiba, de laatste vrouw via de bloedlijn van mijn oma van vaders kant, die in slavernij heeft geleefd.
Ik vond Kwasiba en haar moeder Mimie keurig geadministreerd op de inventarislijst van het archief van de Algemene Rekenkamer 1814-1919, op het borderel van aangifte van de familie Carbin, voor het berekenen van de tegemoetkoming in 1863 van 300 gulden per slaaf.
Het deed me wat om het portret te vinden van een zekere W. Carbin, een witte man, keurig gekapt, parmantig in pak geportretteerd met een dikke strik om zijn hals. Deze Carbin was tot 1841 gedeeltelijk eigenaar en administrateur op Margarethenburg. Hij woonde er tot zijn overlijden in 1842. Kwasiba was sinds 1861 in handen van familie Carbin. Deze man heeft ze dus niet ontmoet.
Maar in het borderel stond ook, dat het zusje van Kwasiba, Betje, in 1863 zestien jaar was en in hét gebouw werkte. Wat heeft ze daar moeten doorstaan? Nog een tranga uma!
Bron: Tegemoetkomingsgelden en eigenarendatabase 1863 in het Nationaal Archief Suriname Heritage Guide, bestanden Philip Dikland
Margarethenburg
In 1863 was Margarethenburg een koffieplantage, aan de linkeroever van de Nickerierivier, op de grens met Guyana. Stroomopwaarts grensde Margarethenburg aan suikerplantage Waterloo en benedenwaarts aan cacaoplantage Waaldijk. Op Margarethenburg werden bij de emancipatie, 26 familienamen aan 57 mensen toegekend: Andrieszoon, Arons, Blijft, Dikmoet, Ekkoo, Erfeld, Garnaat, Goedhart, Goedwil, Herder, Houtman, Keller, Kontrakt, Korter, Kristie, Mannedolf, Middellijn, Nibrac, Opregt, Parijs, Prengel, Rubens, Spruit, Sturker, Veelloop en Wets. Mensen die familie van elkaar waren kregen dezelfde naam. Er waren dus geen grote families op Margarethenburg.
Bron: Atlas van plantages in Suriname 1667-1930
Kwasiba werd op 3 maart 1873 moeder van haar dochter Fanny Mimie. Ze was dertig jaar en werkte nog steeds als veldarbeider op Margarethenburg; het waren de laatste maanden van de verplichte contractarbeidsperiode na afschaffing van de slavernij. Ze vernoemde haar dochter naar haar moeder Mimie.
Zou Kwasiba bewust hebben gewacht om moeder te worden?
De geboorteaktes van Nickerie 1869-1880 zijn gelukkig door het echtpaar Reggie en Nel den Os gefotografeerd en gepubliceerd in de Wi Ruti, juli 2015; tijdschrift voor Surinaamse Genealogie. Het was dé ontbrekende schakel om Kwasiba te linken aan haar dochter Fanny Mimie. Nel den Os-Leijen stuurde me ook een scan van het geboortebewijs. Zo byzonder!
Lees mijn vorige artikel daarover
Vanaf 1 juli 1863 kregen alle overledenen een overlijdensakte. Ik heb gezocht in de database van het Nationaal Archief Suriname waar een deel van de aktes van de districten pas zijn vrijgegeven. Helaas heb ik Kwasiba nog niet gevonden. Hoe lang ze heeft geleefd, wie haar heeft aangegeven, weet ik nog niet.
In mijn dromen praat Kwasiba tot mij.
Blijf me zoeken en je zult me vinden.
Doe ik lieve sterke Kwasiba.
Moi uma.
Doe ik!
Fanny Mimie, de dochter van Kwasiba, werd op 30 september 1889 moeder van Johanna. Johanna hield van koken en maakte er haar beroep van. Ze droeg altijd een hoofddoek en sprak Sranan. Haar beste vriendin was Tant' Match en die woonde op hetzelfde erf. Op haar twee en twintigste werd Johanna moeder van Leonie, mijn oma. Die wist ook te koken!
Oma Leonie was te vroeg geboren. Er werd gezegd dat ze niet lang zou leven. Tant' Match wilde daar niets van weten en wikkelde de kleine Leonie in stroken van een Koto-Yaki om haar lijfje warm te houden. Oma vertelde "Na Koto-Yaki kib mi na libi". Op woensdag 4 juli 1934 trouwde ze in Paramaribo met mijn opa Edwin Lo-Fo-Wong, een militair. Volgens de trouwakte was Johanna zelf aanwezig en gaf toestemming. Leonie en Edwin kregen samen negen kinderen. Johanna Keller is later van Nickerie verhuisd naar Paramaribo. Ze werd 73 jaar.
Afbeelding
Huwelijk Leonie Keller en Edwin Lo-Fo-Wong, 4 juli 1934, Paramaribo. Beeld: met dank aan Zetsia Lo-Fo-Wong
Met mijn oma maakte ik mijn eerste vliegreis, vanaf Zorg en Hoop naar Nickerie, voor een bezoek aan de oude Tant' Match. Overgrootmoeder Johanna was er niet meer, die heb ik niet gekend.
Ik kan me nog herinneren dat twee vrouwen voetje voor voetje voor me schuifelden op een markt, met hun tas onder hun arm geklemd. Bij de kraampjes met stoffen en kanten gordijntjes werd alles uitgebreid bewonderd. Het was voor een meisje van acht jaar best saai. Ik hield me zoet met het verheugen op de vliegreis terug naar Paramaribo, in het piepkleine vliegtuig, met trillende ramen, lekker veel herrie en vooral het uitzicht over het oerwoud van Suriname.
Project Memre
De Zwarte gemeenschap heeft een onaangeroerde schatkist aan nooit vertelde verhalen. Het verleden van de nakomelingen van totslaafgemaakten is immers niet alleen een aaneenknoping van marginalisatie en kommer en kwel; er komen ook tal van mooie verhalen in voor, van heldendaden, van liefde, van ondernemerschap, die voortleven in families maar door de eurocentrische geschiedschrijving gemakshalve genegeerd zijn. AFRO Magazine en haar moederstichting Bigi Bon doen met Project Memre een poging om enkele van deze verhalen uit de vergetelheid te lichten en de narratief over de gemeenschap te beïnvloeden. Project Memre wordt uitgevoerd met ondersteuning van het Fonds voor Cultuurparticipatie.