Zwarte kunst in een witte omgeving
Door Eddy Del Prado
“Mijn geschiedenis begint in 1843”. Dat hoorde ik een donkere politica aan een talkshowtafel beweren. Ik krijg daar onaangename rillingen van. Onder de vlag van het Westfries Museum in Hoorn kun je onder begeleiding van een Surinaamse verhalenverteller, die verkleed is als slaaf, een slavenwandeling meebeleven. Slaaf-zijn is blijkbaar een deel van de identiteit van de betreffende verteller en politica.
Mijn geschiedenis begint niet bij het afschaffen van de slavernij. Zeker niet. Ik heb er niets mee. Maar ik begrijp wel hoe belangrijk ‘identiteit’ kan zijn en daarom spoed ik me eerst naar Heerlen en daarna naar Assen. Misschien kunnen Basquiat en de Zwarte Farao’s een ander licht op zwarte identiteit werpen.In het Limburgse Heerlen, in Schunck, is de tentoonstelling ‘Before Basquiat’. De tentoonstelling geeft een beeld van de jonge jaren van de zwarte kunstenaar Jean-Michel Basquiat. Hij leidt een kort en intens leven van 1960 tot 1988 in het New York van Andy Warhol en Keith Haring.
Het eerste deel van de looproute in Schunck bestaat uit, ik zeg dit heel oneerbiedig, beschilderde prullaria uit het kamertje dat de kunstenaar deelde met zijn witte vriendin Alexis Adler. Zij heeft alles uit die periode bewaard. Zijn beschilderde tv, football helm, noem het maar op.
Het was een tijd dat de jonge kunstenaar geld verdiende met het verkopen van door hem beschilderde briefkaarten. Zijn moeder raakte in een ‘mental clinic’. Hij woonde sinds zijn zeventiende ergens en nergens. Hij was extreem gevoelig voor racisme. Hij zette zich af tegen het establisment. Zijn graffiti bestaat uit teksten die hij ondertekent met samo@: the same old shit.
Dat staat voor: Dezelfde witte mensen, dezelfde kunst. Zijn teksten worden later grote schilderijen. Basquiat kon geen taxi betalen maar als hij dat had gekund was hij geweigerd omdat hij zwart was. Plotseling werd hij beroemd. Voor zijn schilderijen worden bedragen van boven de honderdmiljoen dollar betaald. Hij schildert verhalen met zwarte iconen als Mohamed Ali en Martin Luther King. Basquiat zocht naar authentieke ‘zwarte’ verhalen. Via de Griekse mythologie en de oude Egyptenaren kwam hij terecht bij de Zwarte Farao’s uit Nubië.
Ik kom in de Drenthse hoofdstad Assen aanvankelijk een beetje teleurgesteld uit de tentoonstelling: Nubië, het land van de Zwarte Farao’s. Ik voel me een tikkeltje verloren omdat ik geen ‘bekend’ gezicht ben tegengekomen. Ik ken de Egyptische farao’s ondermeer omdat Hollywood blockbusters ze voor mij een gezicht hebben gegeven. Farao Ramses met het gezicht van Yul Brunner in De Tien Geboden uit 1956 is voor mij vertrouwd.
Of wat dichterbij in de tijd: Joel Edgerton speelt dezelfde Ramses in de film Exodus uit 2014. In het Drenths Museum herken ik niet één Hollywood-gezicht van een Zwarte Farao waardoor ik me in het heden met de vorst zou kunnen identificeren. Dat maakt de tentoonstelling natuurlijk niet minder indrukwekkend. Er zijn bijzondere granieten beelden van de Nubische koninklijke mannen en vrouwen.
Maar ze hebben nog geen hedendaagse avatar waardoor ze bekend zijn bij het grote publiek. Er is nog geen Jamy Foxx als farao Psamyik of Halle Berry die koningin Amaniture speelt. Er zijn simpelweg nog geen verhalen over zwarte farao’s verfilmd.
Gelukkig heeft Basquiat ze wel een gezicht gegeven. Op grote vlakken, de energie spat er van af, het is rauwe kunst, schetst de jonge zwarte kunstenaar zíjn wereld van de zwarte man. Zwarte Helden met een koningskroon. Nog niet terecht gekomen in het land van de blockbusters en de Comics.
Echte zwarte helden die koningen waren van een machtige dynastie in een land dat nooit onderworpen is geweest.
Waarom zou je je met slaven blijven identificeren als je ook koningen voor handen hebt.