Ontketen de beeldvorming

Door Urwin Vyent

Er is door velen actiegevoerd, langdurig gelobbyd en bergen werk verzet om het Trans-Atlantische slavernijverleden en de rol van Nederland daarbij onder de aandacht te krijgen van een breed publiek. Er bestaat nu een Nationaal Instituut Nederland Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) en de jaarlijkse Nationale Herdenking van het Trans-Atlantische slavernijverleden, valt niet meer weg te denken.

En dat is een belangrijk stuk gedeeld Nederlands, Surinaams en Antilliaans erfgoed dat met de nodige zorg en respect beheerd dient te worden. Maar de beweging die dit alles heeft bereikt, is daarmee niet ten einde. Want conserveren van het erfgoed en herdenken en vieren van de (afschaffing) slavernij, zijn niet louter doelen op zichzelf. Het herdenken en vieren van dat verleden dienen juist als momenten beschouwd te worden om telkens opnieuw ook het heden en de toekomst goed te begrijpen en wegen voor vooruitgang te vinden.

Het gaat er vooral om te onderzoeken hoe de aandacht voor en initiatieven met betrekking tot de Trans-Atlantische slavernij en het koloniaal verleden uiteindelijk binnen de Nederlandse samenleving functioneren, om vervolgens richting te geven aan de toekomst van dat verleden. Uitgangspunt daarbij is een verbindende dialoog tussen de verschillende groepen in de samenleving én tussen de generaties mogelijk maken om vervolgens tot een heilzame verwerking te komen van de doorwerking van het slavernijverleden.

Want tot nu toe dreigen discussies over het slavernijverleden - vooral in het huidige politieke klimaat - telkens vast te lopen in vermoeiende rituelen. Daarbij worden telkens weer vragen opgeroepen als: moet er nog zo veel aandacht worden besteed aan een gebeurtenis die meer dan honderd jaar geleden heeft plaatsgevonden, moet de witte Nederlander van nu zich schuldig voelen voor wat diens voorouders tijdens de slavernij hebben aangericht, moet de Nederlandse regering hiervoor wel excuses aanbieden aan de nazaten van tot slaafgemaakten, is dit staatsrechtelijk wel ‘zuiver’, zet dit gebaar niet de deur open voor schadeclaims?

Volwaardige erkenning 

Ik ben niet aangetreden als directeur a.i. van het NiNsee om deze discussie nu eens te gaan winnen. Want op deze manier omgaan met het gezamenlijk slavernijverleden levert op korte termijn niet zo heel veel winst op. Hoewel; excuses van de nationale overheid is essentieel voor een volwaardige erkenning van het Nederlands slavernijverleden. Ook omdat daarmee de deur wordt opengezet om te komen tot een duurzame en gelijkwaardige relatie in de verhouding tussen de verschillende groepen in ons land en verwerking van de hedendaagse gevolgen van dat verleden.

Volwaardige erkenning van het slavernijverleden door de nationale overheid, zou bij vele nazaten ook stimulerend werken op het proces van volledige bevrijding van dat verleden. Het zal ook het besef onder een breed publiek bevorderen dat het Trans-Atlantische slavernij- en koloniaal verleden een onmisbare schakel hebben gevormd in de ontwikkeling van Nederland. Dit besef is belangrijk bij de verdere ontwikkeling in de verhoudingen tussen de nazaten van dat verleden en de verschillende groepen in ons land. Het gesprek dat vooral op gang moet worden gebracht moet daarover gaan, namelijk over vooruitgang in het hier en nu en niet primair over een moreel juiste beoordeling van het slavernijverleden. 


"Wat niet moet worden onderschat is dat er sterke aanwijzingen zijn dat juist de ongezonde kanten van de culturele ontwikkeling van de nazaten, vaak terug te voeren zijn tot de slavernij en koloniale tijd."


De Trans-Atlantische slavenhandel en de periode van slavernij waren één van de neteligste kwestie in de Europese beschaving en een ingrijpend maatschappelijk verschijnsel, waarvan de sporen nu nog merkbaar zijn. De nog steeds levende koloniaal-racistische patronen leiden tot alledaagse discriminatie van o.a. zwarte Nederlanders. Het gaat dan om discriminatie bij sollicitaties, op het werk, in het onderwijs en in barbaarse uitingen via social media als er bezwaar wordt gemaakt bijvoorbeeld tegen zwarte Piet.

Ofschoon er een stevige kern van waarheid zit in de mate en wijze waarop koloniaal-racistische patronen in ons land voortleven, is het juist van belang om daarover niet klakkeloos de theorievorming - die vooral in de Verenigde Staten is ontwikkeld - op de Nederlandse samenleving toe te passen. Nederland is zélf nooit een plantagesamenleving geweest, zoals in de Verenigde Staten het geval was. Waarvoor gepleit dient te worden, is concreet onderzoek doen en theorievorming naar de doorwerking van de slavernij en koloniale verhoudingen in de specifiek Nederlands-Surinaams-Antilliaanse context. Want zo kan de eigenheid van de Nederlandse houding jegens zwarte Nederlanders scherp in beeld worden gebracht, zodat wij loskomen van ‘sweeping statements’ over hoe de ‘witten’ met de ‘zwarten’ omgaan, die vooral voort zijn gekomen uit het verzet tegen de segregatie in de Verenigde Staten.

Het slavernijverleden en de koloniale tijd hebben op een specifieke manier diep doorgewerkt in de Nederlands-Surinaams-Antilliaanse context. Maar om goed zicht op de doorwerking te krijgen, moet er nog wel wat weerstanden worden overwonnen. Er is namelijk begrijpelijke achterdocht tegen het willen verklaren van achterstanden en racistische denkbeelden van bepaalde groepen uit hun cultuur. Toch zal er daaraan gewerkt moeten worden en daarbij ons realiseren dat de morele kwaliteit van kritisch onderzoek van cultuurpatronen staat of valt met de intentie waarmee en de manier waarop het wordt uitgevoerd.

Als bijvoorbeeld nazaten van het slavernij- en koloniaalverleden door kritisch zelfonderzoek en dialoog met andere bondgenoten in hun omgeving goede diagnoses kunnen stellen over belemmerende culturele patronen en op zoek gaan naar oplossingen, heeft een ieder van ons daar alleen maar baat bij. Want wat niet moet worden onderschat is dat er sterke aanwijzingen zijn dat juist de ongezonde kanten van de culturele ontwikkeling van de nazaten, vaak terug te voeren zijn tot de slavernij en koloniale tijd. Laat ik een voorbeeld noemen van wat velen cultureel dwars zit.

Bij vrijwel alle aandacht voor het slavernijverleden zijn de tot slaafgemaakten op een vreemde manier nog steeds het kind van de rekening. Want het beeld dat tot nu toe van hen steevast wordt opgeroepen is erg eenzijdig. De nadruk ligt geheel op wat hen werd aangedaan, dus datgeen waartoe zij door een agressor van buitenaf gemaakt werden, namelijk een slaaf. Maar zij waren spiritueel, seksueel, intellectueel, cultureel, volwaardige mensen en ook creatief als activisten, verzetshelden, denkers, ondernemers, kunstenaars en opvoeders.

Dwars door het misbruik heen dat van hun leven en arbeidskracht werd gemaakt, hebben zij veel tot stand weten te brengen, zoals een eigen taal en een nog steeds levendige cultuur. Het beeld van de tot slaafgemaakten is als het ware nog steeds gevangen in ketenen van beeldvorming en in de strijd voor een juiste beoordeling van het verleden, ingenomen polemisch standpunt. Daardoor is het zicht op volledig menszijn van de tot slaafgemaakten en hun betekenis voor de generaties na hen eigenlijk behoorlijk vertroebeld. Dat is iets wat volgens mij de nazaten dwarszit, bijvoorbeeld doordat het deprimerend is voor velen van de jongeren. Deze jongeren krijgen het idee dat de voorouders louter zielige mensen waren en daar kunnen zij niet zo veel mee, behalve er een zeker pessimisme over hun eigen lot aan ontlenen.

De ogen moeten geopend worden

Wat ook in de discussie over het slavernijverleden buiten beeld blijft, zijn de merkbare sporen van de slavernij en het kolonialisme binnen de Nederlandse cultuur. Al was het voor de meeste van hen een zaak op afstand, er is wel op grote schaal weggekeken en vergoelijkt en de koloniale logica heeft zich sluipenderwijs ook diep in die cultuur genesteld. Dieper dan men doorgaans onder ogen durft te zien. Je kan immers moeilijk een systeem van mensenhandel en uitbuiting door middel van allerlei racistische theorieën meer dan honderd jaar in stand houden, zonder dat het zijn doorwerking heeft in de eigen cultuur.

Het is dus de hoogste tijd om als vorm van actieve verwerking van het slavernij- en koloniaal verleden o.a. een nieuw perspectief te openen op het leven van de tot slaafgemaakten. Met andere woorden door ook de andere verhalen te vertellen over wie zij in werkelijkheid waren, hoe zij leefden, hoe zij verzet pleegden, over hun verhalen die doorverteld zijn en wat daarvan nog terug te vinden is als positieve bijdrage aan de Surinaamse, Antilliaanse en Nederlandse cultuur.

De ogen moeten geopend worden voor wat de tot slaafgemaakten hebben laten zien. Hoe zij zich door die moeilijke periode heen hebben geslagen, met behoud van hun menselijke waardigheid. Er moet zichtbaar worden dat zij een heel belangrijke groep mensen zijn geweest in de geschiedenis van Nederland, Suriname en de Antillen, een groep mensen om trots op te zijn. Ook moet zichtbaar worden de groep Nederlanders die zich reeds toen heftig hebben verzet tegen de slavernij, zonder daarbij slechts economisch gewin voor ogen te hebben.

Trots zijn op je voorouders is immers veel belangrijker dan alleen maar boos zijn op de onderdrukkers, hoe terecht ook. Want met die trots kan je verder komen. Vanuit dit besef komt dan het gesprek met de omgeving of tussen de generaties er heel anders uit te zien. Het gesprek over het gezamenlijk slavernijverleden gaat dan niet enkel en alleen over die schandelijke dwangverhouding. Vanuit dit perspectief kan er worden toegewerkt aan het toegankelijk maken van het Nederlands slavernijverleden voor een breed publiek.

Maar ook aan een actieve en constructieve dialoog over een heilzame verwerking van de doorwerking van het slavernijverleden, om zo los te komen van stereotype beeldvormingen. Dus vanuit het verleden de verbindende kracht vinden.

Urwin C. Vyent is Directeur a.i. bij het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis NiNsee