Die Zwarte man is een Chinees
Mariam Lo Fo Wong schrijft voor het Memre project en neef Andrej Lo Fo Wong doet de research in Suriname.
Ro Lo Fo Wong, 89 jaar, kan er nu nog om lachen. Twee keer was hij op vakantie in China, het land van zijn grootvader. Bij het wisselkantoor keek een Chinees verbaasd naar de achternaam én naar het gezicht van Ro. Schaterend liep de man met het paspoort naar zijn collega’s: “Die zwarte man daar, is een Chinees!”.
Wat zijn de herinneringen aan zijn opa?
"Hij droeg zwarte broeken met een mouwloos onderhemd; een borstrok. Mijn moeder zei dan mopperend: “Pá, go wer wan tra sani.” “A san dis moi tu”, was zijn antwoord.
Hij was aardig, sprak Sranan en woonde in Kong Ngie Tong Sang; het Chinees-Surinaamse verenigingsgebouw aan de dr. Sophie Redmondstraat. Soms zat hij daar op het balkon, maar vaak trof ik hem voor de deur.
In zijn kamer waren er letterbakken, want hij hielp met het schrijven van de Chinese krant. De Chinese taal heeft hij niet doorgegeven aan zijn kinderen. Hij wilde dat zijn kinderen goed onderwijs kregen en Nederlands spraken. Ik denk dat hij uit praktische redenen is gedoopt tot Katholiek, want de buurt was een echte “Kerkie Birtie”. Als Katholiek kon je terecht op scholen met goed onderwijs en kreeg je gemakkelijk een huis toegewezen.
Toen hij ziek werd in 1945 was ik dertien jaar. Hij werd verpleegd in het Sint Vincentius Ziekenhuis. Omdat mijn opa niet van het ziekenhuis-eten hield, maakte mijn moeder, Fine Lo Fo Wong, soep voor hem. We woonden in het ouderlijk huis van mijn moeder aan de Wanicastraat.
Met een volle pan liep ik naar het ziekenhuis om daarna met een lege pan van de dag ervoor terug te lopen. Mijn jongere neef Arthur had ook soepbeurten. Maar hij hoefde niet zo ver te lopen."
Het Sint Vincentius Ziekenhuis is ontstaan door een Rooms-Katholieke missie uit Nederland. Sinds de 19e eeuw hield de missie zich bezig met ziekenverzorging en vervulde haar diensten vanuit twee gebouwen aan de Gravenstraat. Aan het begin van de 20e eeuw werd de noodzaak gevoeld voor een eigen ziekenhuis. Op 19 juli 1916 is het St. Vincentius Ziekenhuis geopend op het terrein achter de Kathedraal. In 1974 werd het ziekenhuis door het R.K. Bisdom overgedragen aan de Stichting St. Vincentius Ziekenhuis. Vanaf dat moment kwam het bestuur volledig in Surinaamse handen. Bron: https://www.svzsuriname.org/historie
Arthur Lo Fo Wong
"Het was kort na de oorlog toen ik als achtjarig jongetje vanaf ons huis aan de Schietbaanweg, naar het ziekenhuis liep met een pannetje soep. Mijn grootvader hield van het eten van mijn moeder, die was getrouwd met zijn oudste zoon, Edwin Lo Fo Wong. De route kende ik goed, want mijn oude Fröbelschool stond ook op het terrein van het Bisdom en dat was een stukje verder lopen. In die tijd werd je niet naar school gebracht.
Ik herinner mijn grootvader vooral van onze ontmoetingen bij de slager. Het achtererf van de slagerij sloot aan op het Chinese logement. Wanneer ik vlees voor mijn moeder ging halen, kwam mijn grootvader aanwijzen welk varkensvlees hij wilde hebben. Ik nam het vlees mee zodat mijn moeder het voor mijn grootvader kon klaarmaken. Mijn grootvader droeg Aziatische kleding, zijn zwarte broek met een touwtje vastgebonden en aan zijn voeten “tiptip”; houten slippers met een stukje autoband eraan getimmerd.
Hij is overleden op 9 november 1945. Het bericht van zijn overlijden kwam neef Ro thuis bij ons brengen. Mijn vader was militair en op patrouille in het binnenland. Hij kreeg geen toestemming om naar de stad te komen.
Mijn grootvader is als eerste begraven op het Katholieke deel van de Chinese begraafplaats, die is ingezegend als heilige grond."
Begraafplaats Fa Tjauw Koen Sang
In 1944 werd een Commissie opgericht om een locatie te vinden voor een nieuwe Chinese begraafplaats. Het bisdom van de Rooms-Katholieke kerk werd bereid gevonden een perceel aan de Chinese kolonie in huur af te staan tegenover haar eigen begraafplaats aan de Schietbaanweg. Het terrein werd in 1945 als begraafplaats in gebruik genomen: het rechterdeel was gereserveerd voor parochianen van de Rooms-Katholieke gemeente en het linkerdeel werd bestemd voor volgelingen van andere geloofsgroepen. Dit beleid wordt inmiddels niet meer toegepast.
Bron: https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/de-chinese-begraafplaats-fa-tjauw-koen-sang/
Op zoek naar het graf
Zetsia Lo Fo Wong, een kleindochter van Johannis Lo Fo Wong, is samen met haar neef, Andrej Lo Fo Wong, op zoek naar het graf. “Kijk! Daar is het. Hij ligt helemaal aan het eind, vlakbij de waterput “, zegt tante tegen neef. Bij het graf aangekomen doet ze haar slippers uit en gaat ze rustig zitten op het stoeltje van de rollator.
Haar blote voeten met roodgelakte nagels rusten ontspannen op de wielen. Het graf is eenvoudig: een kruis, de naam en Chinese karakters. Hier rust de oude Lo Fo Wong die omstreeks 1880 uit Kwantung via Macau naar Suriname emigreerde.
“Nu mag je het graf van je overgrootvader schoonmaken,” zegt tante tegen neef. Hij krijgt een fles alcohol en een stevige borstel aangereikt. Tante geeft aanwijzingen en neef schrobt totdat de grafsteen mooi blinkt.
In de volgende verhalen: de zoektocht naar mijn stammoeders.
Project Memre
De Zwarte gemeenschap heeft een onaangeroerde schatkist aan nooit vertelde verhalen. Het verleden van de nakomelingen van totslaafgemaakten is immers niet alleen een aaneenknoping van marginalisatie en kommer en kwel; er komen ook tal van mooie verhalen in voor, van heldendaden, van liefde, van ondernemerschap, die voortleven in families maar door de eurocentrische geschiedschrijving gemakshalve genegeerd zijn. AFRO Magazine en haar moederstichting Bigi Bon doen met Project Memre een poging om enkele van deze verhalen uit de vergetelheid te lichten en de narratief over de gemeenschap te beïnvloeden. Project Memre wordt uitgevoerd met ondersteuning van het Fonds voor Cultuurparticipatie.