Afbeelding

Vandaag is het 500 jaar geleden dat de trans-Atlantische slavenhandel begon

Door Marvin Hokstam

28 Augustus 2018 zou eigenlijk niet zomaar voorbij mogen gaan, zeggen sommige historici. Het is dan namelijk precies 500 jaar geleden dat een 400 jaar lange ramp begon waarin mensen uit hun families en landen werden weggerukt, tot slaaf werden gemaakt op een ander continent waarvan de oorspronkelijke bevolking uitgeroeid was door kolonisators.

Een ramp waarvan tot vandaag nog de gevolgen -armoede, marginalisatie en racisme, en ook rijkdom- te voelen zijn, maar ook een ramp die tegen alle verwachtingen in ook weerslag heeft op wereldpolitiek, -economie en -cultuur. Deze ramp heette de trans-Atlantische slavenhandel.

Dit meldt the Independent in een uitgebreid verslag, waarin gewag wordt gemaakt van nieuwe historische ontdekkingen en waarin aandacht wordt gevraagd voor de cruciale rol die het Spaanse koningshuis speelde in de trans-Atlantische slavenhandel.

Het was namelijk Carlos I, de toenmalige koning van Spanje die op 28 augustus 1518 octrooi verleende dat mensen uit Afrika mochten worden verhandeld naar de Amerika’s.

Een gebeurtenis die compleet aan de aandacht ontsnapt van de moderne wereld, maar die de aanzet was voor één van de meest tragische gebeurtenissen in de geschiedenis, waarvan miljoenen mensen vandaag nog de gevolgen voelen. Het was het startpunt van ongekende kwellingen, met tot de dag van vandaag nog een nalatenschap van armoede, racisme, ongelijkheid en elitaire rijkdom die zich spant over vier continenten. Maar het veranderde ook de wereld en brengt voortdurend nieuwe geopolitieke, sociale en economische veranderingen teweeg.

Nieuwe details

Tot 1518 -vanaf tenminste 1510- mochten gevangengenomen Afrikaanse mensen alleen naar Spanje of Portugal gestuurd worden, van waaruit ze dan werden doorverhandeld naar de Amerika’s en de Cariben.

In het octrooi van 18 augustus  (28 augustus volgens de moderne Gregoriaanse kalender) 1518 gaf de koning toestemming om “400 n.g.rslaven, zowel mannen als vrouwen” te vervoeren naar “de [West] Indies, de [Caribische] eilanden en het [Amerikaaanse] vasteland van de [Atlantische] oceaan, die al ontdekt zijn en nog ontdekt moeten worden”, per schip “rechtstreeks vanuit de [West Afrikaanse] eilanden van Guinea en andere regio’s van waar men deze n.g.rs wil halen”.

Het document is al zeker 100 jaar bekend bij historici, maar tot vrij recent wist niemand zeker of deze scheepsreizen ooit echt hebben plaatsgevonden. Nieuw onderzoeksmateriaal zegt dat ze wel degelijk plaatsvonden, in 1519, 1520, mei 1521 en oktober 1521.

Deze vier scheepsreizen waren vanaf een Portugese handelspost genaamd Arguim (een klein eiland langs de kust van wat nu noord Mauritanië heet) naar Puerto Rico in de Cariben. De eerste drie schepen brachten zeker 60, 54 en 79 Afrikanen respectievelijk–, maar het is ook mogelijk dat er andere schepen vertrokken vanuit Arguim naar Hispaniola (het eiland dat gedeeld wordt door Haïti en de Dominicaanse Republiek). Deze ontdekkingen werden de afgelopen drie jaar gedaan door Amerikaanse historici Dr David Wheat, van Michigan State, en Dr Marc Eagle van Western Kentucky University. “Wat we hebben ontdekt transformeert onze kennis van het begin de trans-Atlantische slavenhandel,” zei Professor Wheat. Koning Carlos’ besluit heeft de aard en grootte van de trans-Atlantische mensenhandel totaal veranderd.

Maar de Spaanse koning was in de start van de trans-Atlantische handel in mensen een belangrijke, maar een kleine factor. De belangrijkste persoon naast de koning was Laurent de Gouvenot in wiens naam de koning de vergunning uitschreef. Hij was een Vlaamse aristocraat.

De Gouvenot nam niet zelf deel aan de handel. Hij sloot een contract met Juan Lopez de Recalde, penningmeester van het departement voor Caribische aangelegenheden van de Spaanse overheid. Die verkocht de rechten door aan andere zakenlieden, waaronder Domingo de Fornari, die kwam uit een rijke familie die ervaring had in het verhandelen van mensen in het Midden-Oosten. 

ONTWRICHT

De handel had catastrofale gevolgen voor Afrika. De Arabische slavenhandel had al een verschrikkelijke impact gehad op het continent, maar de Europese kolonisatiedrang en haar zucht voor tot slaaf gemaakte werkkrachten in de nieuwe gebieden die zij zich had toegeëigend, verergerde de situatie. De Portugezen dreven al sinds 1445 handel in goud, rum en mensen met de Arabieren. Tegen 1455 kochten ze bij de handelspost bij Arquim wel 800 Afrikanen per jaar, die werden verscheept naar Portugal, van waaruit ze naar de Amerika’s en de Cariben werden verhandeld.

De rechtstreekse trans-Atlantische slavenhandel die van start ging in 1518 was in feite dus een bijproduct van de bestaande Arabische slavenhandel. De Europese slavenhandelaren gingen echter grootschaliger te werk dan de Arabieren het tot dan hadden gedaan.

Gedurende de 350 jaar die daarop volgden werden tenminste 10.7 miljoen zwarte mensen uit Afrika weggerukt en vervoerd naar de “Nieuwe Wereld”. Daarbij zijn niet geteld de 1.8 miljoen mensen die de reis niet overleefden.

Om aan de vraag tegemoet te komen ontwikkelde zich een nieuwe trend die scrupuleloze Afrikanen dreef op mensenjacht te gaan. Dit veroorzaakte uiteindelijk een serie inter-Afrikaanse oorlogen in het continent, waarvan de krijgsgevangenen ook aan de Europeanen werden verkocht.

Koning Charles’ vergunning leidde daardoor niet alleen tot de ontvoering en eeuwenlange onderdrukking van miljoenen mensen, maar ook tot een complete politieke en militaire ontwrichting van een heel continent.

GEKOPPELD

Deze Afrikaanse catastrofe was gekoppeld aan een andere verschrikkelijke ramp aan de Amerikaanse zijde van de Atlantische Oceaan. De belangrijkste reden dat Europeanen gratis Afrikaanse werkkrachten naar de Cariben haalden, was namelijk omdat door de Spaanse kolonisatie van de regio meer dan drie miljoenen inheemsen waren uitgeroeid, velen van wie al door de Spanjaarden tot slaaf gemaakt waren.

Toen Columbus Hispaniola binnenviel in 1492 had het eiland een bevolking van meer dan 2 miljoen. Tegen 1517 waren de oorspronkelijke bewoners met 80 procent afgenomen, voornamelijk vanwege epidemieën die de Europeanen introduceerden, oorlogen, massamoorden, honger en executies. Veel van de inheemsen vluchtten de bergen in.

De historici geloven dat het de vrees voor een totaal gebrek aan inheemse werkkrachten was, die de Spaanse koning ertoe dreef de Afrikaanse slavenhandel af te kondigen. Spanje was immers desperate om te garanderen dat haar goudmijnen en landbouwgronden in Hispaniola en andere economische projecten in andere Caribische eilanden niet ten onder gingen. Tegen 1518 was driekwart van de resterende inheemse bevolking van Puerto Rico en Hisponiala inderdaad bezweken aan de eerste waterpokkenepidemie van de “nieuwe wereld”.

Dit alles maakt augustus 1518 één van de meest significante data in mensengeschiedenis. Desalniettemin is dit jubileum grotendeels vergeten, merkt the Independent op.

Maar nog opvallender is hoe weinig interesse Spanje en Portugal hebben in de cruciale rol die ze spelden in de trans-Atlantische slavenhandel. “Er is een overheersend gebrek aan begrip voor de enorme significantie van 15 augustus in het verhaal van de trans-Atlantische slavenhandel,” zei Professor David Richardson van de Institute for the Study of Slavery and Emancipation bij de Universiteit van Hull’s Wilberforce.