Amsterdam geeft geld voor haalbaarheidsonderzoek Nationaal Museum Slavernijverleden
Het Amsterdams college van Burgemeester en Wethouder heeft positief gereageerd op het voorstel van GroenLinks, SP en PvdA voor een Nationaal Museum Slavernijverleden in de stad. Op 21 september werd bekend dat het college in haar begroting 100,000 euro vrijmaakt voor een haalbaarheidsonderzoek. Raadslid Simion Blom die het initiatief nam voor het voorstel, is er blij mee.
“Wij willen een plek voor alle Nederlanders waarin dit onderbelichte deel van de geschiedenis herdacht kan worden. Het wordt tijd dat we ons niet meer verbergen voor onze eigen geschiedenis”. Dat het college nu de nodige middelen om hiermee aan de slag te gaan maakt me blij, omdat we nu echt duidelijke en concrete stappen maken. Dit is een wens die al decennialang leeft bij mensenrechtenorganisaties, grassroots-organisaties en mensen met een Caribische achtergrond,” zegt hij.
Blom is ervan overtuigd dat de hoofdstad de meest logische locatie is voor een Nationaal Museum Slavernijverleden. “Amsterdam heeft een aanjagende en soms zelfs dominante rol gespeeld in de periode van de trans-Atlantische slavernij. De stad profiteert nog steeds van het gebouwd erfgoed aan de grachten wat deels gebouwd is op de ruggen van tot slaaf gemaakten. Het is dan logisch om ook hier zo’n museum te krijgen.”
Het Groenlinks raadslid zegt dat het museum een plek moet worden voor alle Nederlanders waarin de slavernij, het onderbelichte deel van de geschiedenis herdacht kan worden. “Het wordt tijd dat we ons niet meer verbergen voor onze eigen geschiedenis. Dit moet een museum worden dat het verhaal van vóór, tijdens en ná de slavernij vertelt. Dat is nodig, want de gevolgen van ons slavernijverleden zijn tot de dag van vandaag voelbaar.”
Er is onder Nederlanders in het agemeen nog te weinig bewustzijn van deze geschiedenis en hoe het tot huidige waardeoordelen, vooroordelen en uitsluiting heeft geleid. De Verenigde Naties hebben dit decennium (2015-2024) uitgeroepen tot ‘the International Decade of People of African Descent’. Ook in Nederland is dat hard nodig. Volgens het VN-rapport van het Committee on the Elimination of Racial Discrimination uit 2015 [1] blijkt dat racisme en raciale ongelijkheid nog steeds volop in de Nederlandse samenleving aanwezig zijn. Deze structuren komen onder andere voort uit het koloniale en slavernijverleden. De ideologieën en praktijken van (institutioneel) racisme zijn dan ook tijdens de Europese slavernij ontwikkeld en inmiddels uitgebreid en verankerd in de huidige samenleving. Zo zien we dat mensen van Afrikaanse afkomst op verschillende gebieden te maken hebben met achterstellende mechanismes. Denk daarbij aan minder kansen in het onderwijs, armoede en de hoge concentratie van rechteloosheid van ongewenste Afrikaans ‘vreemdelingen’.
Het museum dient ruimte te bieden aan onderwerpen die in de samenleving lastig bespreekbaar zijn, zoals (anti-zwart) racisme en de oorsprong daarvan. Uiteraard een museum met een collectie, maar zo is het denkbaar ook debat, theater en andere interactieve instrumenten in te zetten voor de verdere invulling van de voorziening. Zo kan worden gedacht aan het exposeren van het cultureel, taalkundig en religieus erfgoed vanuit de slavernij. “
Of de onderbelichte rol van vrouwen bij het verzet tijdens de slavernij. Maar ook verschillende perspectieven van de West-Afrikaanse beschavingen-van voor de Europese inmenging- kunnen worden belicht. De geschiedenis van Afrikanen begint immers niet bij de slavernij. Daarnaast is Amsterdam sinds kort een nieuwe verzameling boeken rijker: the Black Archives, de grootste Nederlandse verzameling boeken over de slavernij, kolonialisme en burgerrechten. Het is denkbaar dat de museale voorziening kan dienstdoen als vestiging van de bijzondere collectie. Oftewel, de mogelijkheden zijn oneindig en dat biedt volop de ruimte voor de oriëntatie en verkenning naar een museale voorziening.
Blom benadrukt dat met de toekenning van geld voor het haalbaarheidsonderzoek, er slechts een eerste, voorzichtige stap gezet is. “Er moet nog veel werk verricht worden, maar we gaan ervoor”.