Afbeelding

Dit schilderij kocht ik op de craftmarket bij de slavendepots in Cape Coast

Dit schilderij kocht ik op de craftmarket bij de slavendepots in Cape Coast

Ze hebben ons niet zomaar verkocht

We hebben het allemaal al een keer gehoord: de beschuldiging of het verwijt aan het adres van nazaten van slaven, dat Afrikanen de eigen mensen in koelen bloede hebben verkocht aan de witte kolonisator, en dat Afrikanen dus zelf medeschuldig zijn  aan de gruwelen van de transatlantische slavernij. En inderdaad zijn er Afrikanen geweest die hun broeders en zusters hebben verkocht; gewoon zo, op de markt of onderhands. Maar dat was niet altijd het geval, zelfs niet in de meeste gevallen.

Er waren namelijk grofweg drie manieren om mensen te verhandelen. Ten eerste kon je als slaaf verhandeld worden op een slavenmarkt, waar in meer of mindere mate tot slaaf gemaakten individueel gekocht en verkocht warden. Je werd ook tot slaaf gemaakt als je oorlogsbuit was in een van de vele binnenlandse en buitenlandse oorlogen.

Ten derde kon je slaaf worden door de vreselijke raids :  een soort van individuele, oorlogszuchtige  aanvallen waarbij Afrikanen overvallen en gekidnapt werden.  Deze laatsten werden niet op slavenmarkten te koop aangeboden, maar rechtstreeks naar de verschillende slaven-opslagplaatsen gebracht die door Europeanen bemand werden.

Er waren bekende slave-raiders: Babatu, Bagao, Gazere, Samori waren enkele bekende namen. Deze mannen verzamelden een legertje van enkele strijders om zich heen, wat we tegenwoordig  huurlingen zouden noemen, en gingen erop uit om mensen te ontvoeren ten behoeve, niet van de reeds langer bestaande ‘lokale’ slavernij, maar van de transatlantische slavernij. De genoemde rovers werden gezien als – weliswaar wrede – businessmannen die hun koopwaar voornamelijk onder de ‘zwakkere bevolking’ van noordelijk Ghana haalden. Het noorden is altijd veel dunner bevolkt geweest en er ontbrak daar heel lang een gecentraliseerde overheid, waardoor er van overheidsbescherming weinig sprake was.

Methodieken

De mensenrovers gingen altijd goed voorbereid te werk. Aanvankelijk ‘bezochten’ ze woonhuizen in de vooravond en de vroege ochtend, wanneer ze zeker wisten dat ze volwassenen zouden aantreffen die nog niet hun dagelijkse kost waren gaan verdienen, of die net thuis waren. Maar als ze het ene huisgezin aan het overmeesteren waren, konden anderen, die dichtbij woonden of sliepen, gealarmeerd geworden en wegvluchten. Een andere methode was de mensen te gaan opzoeken op de landbouwvelden, waar soms hele extended families samen werkten. Zo werden grotere groepen -  familieleden plus helpende buren - in één keer buitgemaakt.

Maar Babatu, dat is de mensenrover waar dit verhaal om draait, vond een nog effectievere methode uit. Hij ging niet elke dag op pad, maar wachtte tot de oogsttijd, en stak complete boerderijen, woonhuizen en opslagschuren in brand. Een soort tactiek van de verschroeide aarde dus. Vooral deze laatste methode schoot de Builsa people (zie kader) in het verkeerde keelgat.  Niet alleen hadden ze geen voedsel meer, maar meer nog werd hun sociaal en spiritueel leven aangetast:

  • * Het aanbieden van voedsel-giften aan hun meerderen, om in een goed blaadje te komen, was niet meer mogelijk;
  • * Het offeren van eerstelingen aan voorouders en goden kon ook niet meer gebeuren, waardoor ze het gevoel hadden ‘in de schuld te staan’;
  • * Hun feestelijke, sociale dorpsleven van blijdschap en overvloed tijdens en na de oogst, was volkomen vernietigd.

De droom van priester Atankabh

Ondertussen was in de beginjaren van de 19e eeuw Babatu al flink tekeergegaan onder de volkeren Lobi, Dagarti en Sisala. Het was duidelijk dat het volk van Builsa kort daarna aan de beurt zou zijn. Toen, als duidelijke voorbode, kreeg de priester van Sandema (hoofdstad noordelijk gedeelte Builsa gebied) een openbaring, namelijk dat ……’some Guinea fowls would be coming to destroy and change the destiny of the Builsa people by enslaving their young ones on a larger scale’. Deze voortekenen noopten de Builsa tot stringente voorbereidingen. De mensen  maakten grotere voorraden pijlen en grotere voorraden gif dat ze aan de pijlpunten aanbrachten, maar ook maakten ze extra pijlenkokers zodat ze in plaats van 20 pijlen wel 60 pijlen per dag per persoon konden meedragen. Uit de galblaas van krokodillen werd een zwaar dodelijk gif onttrokken, dat ze voor deze situatie extra inzetten. Ook spiritueel en qua gevechtstechnieken waren de Builsa dubbel en dwars voorbereid.

De strijd

Toen duidelijk was dat Babatu het leefgebied van de Builsa genaderd was, wachtten de Builsa niet binnen de muren van hun dorp op Babatu. Ze trokken, spiritueel en religieus versterkt, op naar Sandema om te voorkomen dat hun hebben en houden verbrand zou worden. Die optocht van krijgsheren on the road to Sandema is nog steeds het hoogtepunt van de festiviteiten van het Feok-festival. De strijd duurde maar enkele dagen, staat in de annalen vermeld.  

De schok bij Babatu en zijn mannen over de krijgslisten en -technieken van de Builsa was zo hevig, dat ze compleet in verwarring raakten, en in alle windstreken wegvluchtten. Babatu vluchtte naar het zuiden en zijn vrouw - zijn favoriete vrouw, zo meldt de geschiedenis - die overigens flink had meegevochten, vluchtte naar het noorden. Voor haar pech rende ze richting een van de oorlogsgoden, waardoor ze makkelijk gevangen kon worden genomen.

De Builsa doodden alle soldaten die bij haar waren, maar haar niet. Ze bonden haar aan een boom vast en hongerden haar uit, in de hoop dat via haar ook Babatu gevangen kon worden genomen. Maar die wist zich verslagen en kwam niet terug. Op de plek waar Babatu’s vrouw ooit is gevangen genomen, zijn er nog steeds resten van haar sieraden te vinden.

De strijd was op vele gebieden een ongelijke.  Babatu had ervaring, de Builsa niet. Terwijl Babatu en zijn mannen in lange witte gewaden op paarden de Builsa gemeenschap  met geweren aanvielen, verscholen de Builsa strijders zich in donkere, goed gecamoufleerde kleding in de bossen met hun in krokodillenvergif gedoopte pijlpunten.

Ze wisten namelijk dat Babatu Deense geweren gebruikte, die na elk schot secondenlang nodig hadden om herladen te worden. De Builsa bleven zich rustig in de bossen verschuilen totdat alle geweren afgevuurd waren, waarna ze met hun dodelijke pijlen de aanval beantwoordden. De Builsa hadden veel extra wapens: vijanden die te dichtbij waren gekomen konden ze afweren (of doden) met de hoorns die waren bevestigd aan hun van kalebas gemaakte helmen. Bovendien hadden ze behalve het driedubbele aantal pijlen ook nog grote knuppels bij zich, die voor deze speciale ontmoeting extra waren aangepast met ijzeren uitsteeksels. Daarnaast moet niet vergeten worden dat deze strijd voor de Builsa een spirituele strijd was vanwege de openbaring die hun priester maanden daarvoor had ontvangen. Ze hadden dus allerlei amuletten, zoals huiden, staarten, tanden van dieren bij zich om de strijd in hun voordeel te beslechten. Bovendien hadden ze de overtuiging dat ze hun god, die ze gewaarschuwd had, niet mochten teleurstellen. Aan de andere kant mogen we aannemen dat Babatu lichtelijk overmoedig was geworden van alle overwinningen die daarvoor waren geboekt.

Overvloed en Overwinning: Feok

De Builsa stam bestaat en floreert nog steeds. De mensen zijn zeer trots op hun status als slavery-resisting people of Ghana. De overwinning werd door vele Builsa-mensen jaarlijks gevierd met een optocht: The road to Sandema. Dan verkleedden de strijders zich in hun traditionele gevechtskleding en gingen dansend en strijdend de goden danken voor de overwinning op Babatu, en eigenlijk op de slavenhandel. Die oorspronkelijke overwinning had plaatsgevonden tijdens het oogstseizoen, dat bekend stond als het feok-seizoen. Feok betekent overvloed.

In 1970 raakte de chief van de Builsa, sir Naab Azantilow I ervan overtuigd dat de overwinning groter gevierd moest worden en een festival verdiende in ‘a pan-Builsa way’. Vanaf 1972 wordt de overwinning daarom gecombineerd met de overvloed van de oogst, en is het grootse jaarlijkse Feokfestival een feit. Het festival centreert zich rondom Sandema, en wordt gehouden in de week van 12 tot 19 december als hoogtepunt van het Feok-seizoen.

 ---

Het volk Builsa

De Builsa of Bulsa people is een volk dat voornamelijk in de noordoostelijke regio van Ghana woont. Hun leefgebied, Buluk, valt uiteen in Builsa- Noord met  hoofdplaats Sandema en Builsa-Zuid met hoofdplaats Fumbisi. Ze spreken Buli.

Bronmateriaal

Het materiaal voor dit artikel is verkregen van prof. dr. Samuel Ntewusu. De auteur, Renate Sluisdom organiseerde in November 2023 een studiereis-project naar Afrika, onder de naam Sankofa, we gaan terug om verder te kunnen.  De groep bezocht daar de University of Ghana in Legon, waar de professor onder meer African History doceert. Sluisdom kreeg, samen met medereizigers Liesbeth Peroti en Roel Haakmat, een privecollege van professor Ntewusu, waarin duidelijk naar voren kwam dat wij, slavernij-nazaten niet zonder slag of stoot verkocht werden. Professor Ntewusu deed grondig theorie- en veldonderzoek, en publiceerde daarover een verslag in het boekje: Arrows of Power – The Builsa Feokfestival of slave resistance and abolition in Ghana.

renate_sluisdom

Renate Sluisdom

Journalist

.