Afbeelding

Spiritualiteit op Curaçao

Joan de Windt

HEALER RICHENEL ANSANO | over spiritualiteit en bewustzijn op Curaçao.

Voor Richenel Ansano was het al vrij jong duidelijk. Hij wou leven naar zijn eigen waarheid, en anders niet. Dat betekent dat hij én wetenschapper én healer is. Wetenschappelijk én intuïtief geschoold. Een doctorandus en sjamaan.

Richenel Ansano is een healer, een sanadó/genezer, iemand waarvoor spiritualiteit en het volgen van zijn intuïtie dagelijkse kost is, maar tegelijkertijd volgde hij twee universitaire opleidingen in  Economie (in Puerto Rico) en Antropologie ( North Carolina). Hij is directeur geweest van diverse instituten. Hij leidde anderen op tot genezer, maar hij voelt zich niet te goed om te werken in de bouw. Het werken in de bouw stelt hem in staat in het moment te leven, en NU oplossingen te bedenken. En daar geniet hij van.

Dat heeft hij van zijn vader, die was havenarbeider maar bakte thuis ook brood en zoetigheid voor de verkoop, en streek kleren voor het gezin als moeder elders bezig was. De traditionele verdeling in man-vrouw bezigheden, maar ook het hoog-laag denken, beleidsambtenaar versus bouwvakker, zit er bij hem niet ingegoten.

Hij komt uit een eenvoudig gezin. Spiritualiteit was iets doodnormaals, ingeweven in het leven. Zo kende iedereen in zijn omgeving een groot aantal kruiden of planten die je deden herstellen van hoofdpijn, buikpijn en bijna alle andere kwalen. De doden gaven je 's nachts een kneepje (kinipí di defuntu) als teken dat ze nog steeds over je waakten: een blauw-paarse plek die iedereen kon zien als je wakker werd.

Zijn moeder, vader en broer zagen geesten; daar was niets raars aan.

Kruidenbaden, tijdens de vastentijd, met nieuwjaar, na een zwangerschap of omdat er iets bijzonders stond te gebeuren, waren in die tijd op Curaçao normaal.

Toen hij al jong ‘Autobiography of a yogi’ las van Swami Paramahansa Yogananda voelde hij hoe er meerdere luiken openknalden in zijn geest. Hetgeen hij kende kwam ook voor in een andere maatschappij, heel ver weg. Ook daar was dit alles gewoon. En het werd niet enkel gezien als een gave, je kon het leren en je kon het trainen!

Ansano: “In onze Curaçaosche cultuur zijn heel veel tradities kapotgegaan. Kennis over kruiden kan nog wel worden doorgegeven, maar hoe je geesten kunt zien niet, dat kon mijn moeder mij niet leren. In Afrika volgde men in traditionele gemeenschappen jarenlange training, zoals 8 jaar training in het woud in Congo. Daar bestudeert men astronomie, kruiden, meerdere wetenschappen en dan pas ben je een genezer. Net als bij de Zulu's waarvan ik een klein deel heb leren kennen”

Hij koos ervoor te gaan studeren in de regio. Dat werd een beetje beïnvloed door het feit dat hij in zijn jeugd wel drie mensen had gekend, of over had gehoord, die gek geworden waren in Nederland. Maar ook vond hij dat blijven in de regio hem veel meer bevestigde in wie hij was. Hij wijst op de enorme geschiedenis en betrokkenheid tussen Curaçao, het Caribisch gebied en Latijns – Amerika: “Wij hebben gevochten voor de onafhankelijkheid van Puerto Rico, Cuba, Colombia en Venezuela.”

We hebben veel geschiedenis met Cuba, Puerto Rico en Santo Domingo. In Puerto Rico hebben ze een ritme dat heet ‘Bomba Holandés’(een van de vele Afro-Portorikeinse bomba-ritmes), naar Sint Thomas, Santo Domingo en Cuba zijn ook heel veel Curaçaoenaars gemigreerd in vorige eeuwen. Alle drie eilanden hebben nog straten of wijken genoemd naar Curaçao. In Venezuela is de buurt Curazaito populair en de relatie tussen families aan beide kanten van de oceaan zijn nog levendig. Haiti heeft ook een lange geschiedenis van wederzijdse migratie met Curaçao.

AFRIKAANSE GODSDIENSTEN HIER EN NU

Volgens Ansano heeft men niet geprobeerd de tot slaafgemaakten uit elkaar te houden (dus mensen met dezelfde taal) op Curaçao, omdat het een doorvoerhaven was, maar op de plantages deed men dat wel en als internationale kopers Afrikanen uit bepaalde streken wilden (of juist niet). “Er waren volgens de overlevering  4 dialecten in Curaçao die samen de naam Guene droegen. Men kon elkaar ontmoeten in de stad, vrije mensen en slaven, vooral in Otrabanda. In de achttiende eeuw al waren daar danshuizen (voor de Afrikaanse spirituele dansen, Montamentu genaamd).

Dat is zijdelings vermeld in een vonnis tegen 8 afrikanen die volgens de procureur, in 1778, onschuldige mensen oplichtten in zo'n danshuis met leugens over magie en genezing.  In 1750 was er een revolutie, begonnen door de Minas, uit Ghana, die onder andere de Congolezen en slaveneigenaars wilden doden.  Meer dan 40 % van de tot slaafgemaakten op Curaçao kwam uit Congo. (Dit is te vinden in de transatlantic slave trade database). De Ghanezen waren hiërarchisch in hun godsdienst, de Congolezen niet.

Bij hun gaat het dan ook minder om de rangen van goden dan de relatie met de voorouders/voorgangers enmet hun pure energie. Congolezen kwamen naar het Caribisch gebied al met het christelijk geloof, ze waren al zwaar gechristianiseerd in Congo, het was de staatsgodsdienst lang voor Columbus hier kwam. Zij begrepen het katholicisme en christendom op Cuba, Santo Domingo, en Curaçao. Ghanezen en Yoruba kwamen hier in kleinere getallen. Eerst kwamen  de Senegalezen en mensen van Guinee-Bissau, met een basis in inheemse religies, maar ook Islam waar de lokale uitdrukking Dios ta Grandi (“God is groot” ) waarschijnlijk  vandaan komt, (Allahu Akbar) en dat er tenminste een alledaagse kennis van het Judaisme was, is te zien aan de uitdrukking “bon siman” (wens voor een goede week), aan het begin van de week.

Daarna kwamen de Congolezen. De orishas (geesten/ondergoden) kwamen pas later mee met de Yorubas, maar waren zichtbaarder. Zij gingen moeiteloos samen met het katholicisme en de pre-katholieke religie van De Congolezen. De witten zagen dit graag. Ze dachten dat alle eigen godsdienst uitgeroeid was.”

Ondanks de vermenging en acculturatie tussen Afrikaanse en Europese religies en culturen in de diaspora en zeker ook in Brazilie, Haiti en Suriname zijn daar de spirituele gebruiken het minste gemengd met het katholicisme. In Cuba heb je Santeria, met veel invloed van de heiligenleer. Op verschillende andere eilanden zie je nog die vermenging met het katholicisme, zo schiep men ruimte om spiritueel bezig te kunnen blijven.

In winti heb je veel invloed van Ghana en Ashanti. Onze montamentu heeft veel Congolees, dat kwamen we al tegen in dat vonnis van 1778,  maar ook Yoruba. Er is ook veel invloed vooral van Haiti, Santo Domingo, Cuba en Venezuela.

Naast het Afrikaanse is men afgestemd op de inheemse religies  en spiritualiteit van de regio.  Er komen hier ook wintigroepen, men is internationaal bezig, en reist veel. Wie hier opgroeit in montamentu, kan bijvoorbeeld naar Cuba, Haiti, of Nigeria  gaan voor zijn grote inwijding. Dat betekent soms wel nieuwe trainingen.  Of een ceremonia van Sance bezoeken in Santo Domingo om iets te vieren Men kocht tot voor kort de nodige producten overal op grote schaal.

Lokale verkopers verkrijgen pemba, de witte klei  (waarmee men het gezicht insmeert voor het dansen of waarmee men tekens maakt in ingewijde ruimte) uit Suriname of Cuba, soms Venezuela. Veel oliën en waters komen uit Venezuela of de Verenigde Staten. Veel andere producten zijn ook te koop in deze landen maar ook verder weg, zoals bijv China.

Montamentu is vooral zodat wij in vrede kunnen leven. Misschien hebben de voorouders iets nodig, of heb jij iets nodig, of heeft iemand iets kwaads voor je gezet. Het gaat om balans. Je gaat naar de voorouders maar ook naar de misterios, de Orishas. Vroeger was vooral de mesita (een klein rond tafeltje)belangrijk voor het contact met de voorouders.  Met gebruik van de mesita kon een  medium  boodschappen van de voorouders aan hun nabestaanden doorgeven.

Tegenwoordig zijn er op Curaçao enorm veel kerken. Toen de katholiek kerk kerkgangers begon te verliezen kwam men met de charismatische beweging. Maar de kerk zelf vond soms dat het gebruik van de charismatische gaven te ver gingen. Daarnaast bleven danshuizen (kas di montamentu) steeds belangrijk, maar nu bijna altijd bij iemand thuis. Deze werden drie eeuwen vervolgd en zijn hierdoor nog steeds underground.”

Ansano wil het meer hebben over ‘spiritual slavery’ dan over ‘mental slavery’. Hij vindt dat aspect belangrijker en meer de basis. “Je hebt ook nog de emotie, het lichaam en de geest. De Europeanen hebben de mind het belangrijkste ter wereld ter gemaakt.”

BULA PIPA

Op Curaçao heeft de eigen Afrikaanse religie/spiritualiteit de denigrerende naam ‘brua’ gekregen, afgeleid van het spaanse bruja, heks. Volgens Ansano is de naam bruja spaans of europees.

Hij gebruikt in plaats van brua vooral de benaming ‘montamentu’. Montamentu is niet te vertalen, omdat het Nederlands er geen woord voor heeft. Het is wel te omschrijven als: in contact treden met de voorouders en de goden/geesten/orishas. De grote genezers zeggen dat brua ‘ta ora hende buta kos malu’ (wanneer men een ander wil benadelen, zwarte magie, dus). 

Volgens Ansano is brua een groep losse spirituele praktijken met algemene gezamenlijke uitgangspunten en begrippen die iedereen kan doen. Montamentu daarentegen is een echte religie met vaste rituelen, een liturgische kalender, inwijdingen, leertrajecten, specialisten en speciale ingewijde ruimtes. De naam Brua werd vooral door Nederlandse onderzoekers gbruikt, ingewijdenen zelf gebruiken dat woord niet.

Ansano: “Wij hebben onszelf geleerd kort van geheugen te zijn, niet te ver terug te kijken. Mijn moeder vertelde nog van familie die naar Cuba en Coro (aan de kust van Venezuela, de plaats waar de tot slaafgemaakten in Curaçao met een bootje aankwamen, de Curaçaosche marrons dus) ging.

Ouderen, zoals de cultuurkenner Pai Tili (Martili Pieters) vertelden nog verhalen over de slavernij en uit welk gebied in Afrika wij kwamen.

Later wou men niet zo ver meer terugkijken. De komst van de oliemaatschappij Shell bracht een drastische verandering, ook mentaal. Toen Shell kwam werd werken in de knoek iets minderwaardigs.  Shell beinvloedde dat bewust om zo meer werknemers te krijgen. Grote vrachtwagens pikten de mensen op in Bandabou om als dagarbeiders te werken bij de raffinaderij. Wie een vaste baan had bij Shell en zijn knoek wou bewerken in de regentijd werd ontslagen.”

Op Curaçao kennen we het gezegde ‘Bula pipa’, wat letterlijk ‘over de pijp springen‘ betekent, en figuurlijk ‘ de dans ontspringen door ‘je snor te drukken’ om er maar wat beeldspraak tegenaan te gooien.

‘Bula pipa’refereert aan het feit dat men in de regentijd over de oliepijpen sprong om naar huis te gaan en daar de aarde te bewerken. Dit was een manier om het traditionele leven, tenminste voor een tijdje weer op te nemen en op de vertrouwde manier voor zichzelf en de familie te zorgen, naast een arbeidersbestaan. Maar dit werd als iets negatiefs bestempeld door Shell. Men moest dus breken met het leven van voor de Shell, het non-industriële leven, het werken met de natuur.

De industriële marktwereld maakte onze acceptatie van de tijd daarvoor minder. Naast dat korte geheugen hebben we nu ook een zeer gefragmenteerde samenleving. We kunnen elkaar 30 jaar lang kennen zonder dat ik ooit eens meega naar jouw hobby, of voetbal of montamentu. Wij leven in bubbels naast elkaar. De traditie van contact zoeken is verbroken. Nu hebben we contacten met collega's. Je primaire groep is nu je familie, school, werk, maar niet buurtoverstijgend. Werk is alleen maar je collegas op jouw afdeling. Niets is meer aansluitend of organisch, alles is gefragmenteerd. Zo word je ook opgeleid in het onderwijs; je wordt archeoloog en beweegt je binnen je eigen discipline.

E KUCHU A KORTAMI , HET MES HEEFT MIJ GESNEDEN.

We zeggen vaak dat dit een paradijs is met heerlijke mensen. Ontzettend veel liedjes bejubelen de schoonheid van het eiland. We vertellen onszelf verhaaltjes ‘pa tapa kos’,  om zaken te bedekken. Zo proberen we bijvoorbeeld het feit te bedekken dat hier ook racisme is. Het wordt niet gewaardeerd als je het wel benoemt. Als je strijdt tegen racisme, ben je ‘dus’ tegen diversiteit, tegen vooruitgang en tegen nationbuilding. Wij kunnen die twee dingen niet tegelijk dragen. Hier geldt: Ik wil niet toegeven dat hier racisme is, en zelfs in mij, in mijn geest.”

Ansano zag veel mensen, grote Curaçaoenaars als Elis Juliana, Eric LaCoes, Joceline Clemencia die gefrustreerd of tenminste bezorgd stierven na te hebben gevochten voor hun waarheid. Ze zijn ‘alma rebelde’, iemand die niet accepteert dat het leven zo moet zijn.

Jongeren en ouderen vertellen vaak scherp de waarheid, maar de groep daartussen die kostwinner is, blijft stil en krijgt anders duidelijk te horen dat ze hun plaats moeten kennen.

We praten vaak negatief over onszelf, we zeggen: Wij zijn overantwoordelijk, wij gaan nooit vooruit. Ook dit is van buiten opgelegd en een negatieve conditionering van onszelf om ons klein te houden.

‘E kuchú a kòrtami’, is een bekend en veelgebruikt gezegde dat betekent: altijd de schuld buiten jezelf leggen. Het is een gezegde dat we vaak gebruiken om aan te tonen hoe slecht wij zijn. Maar psycholinguistisch kan “e kuchú a kòrtami” helemaal niet in het Papiamentu, behalve in heel specifieke situaties. Zeker niet het Papiamentu dat een echte kenner tot heel kort geleden zou gebruiken. Iemand die duidelijk geen ‘native speaker’ is heeft dit verzonnen om ons negatief over onszelf te laten oordelen, en wij nemen het meteen aan.  Intuïtief lijkt het op een perverse manier te kloppen in een omgeving waar alles toch al negatief wordt ervaren. Het kolonialisme is in alle lagen van ons zijn, ons wezen, binnengedrongen; een uitdrukking die helemaal niet kan, nemen we voor waar aan.”

HET AUTHENTIEKE IN EEN GESPLETEN BEWUSTZIJN

“Elis Juliana had het over een gespleten bewustzijn; een gespleten identiteit waar bij de Afro-Curaçaoenaar een eigen, authentiek ik en een koloniaal ik in zichzelf verenigt. Daarom is het ook belangrijk om niet alleen te blijven kijken naar de koloniale ik, maar ook naar die authentieke ik.  Die authentieke ik is altijd blijven voortbestaan; van slavenopstanden en ander verzet tijdens het slavernijverleden tot grote internationale prestaties in sport, muziek, literatuur, kunst in het algemeen en verschillende beroepen. Maar ook in het lokaal creatief, kritisch en zinvol bezig zijn. Er is een heel lange traditie van authentiek, kritisch en creatief leven dat bij lange na niet voldoende is gedocumenteerd. Kritiek zoals die van tambúzanger Shon Cola, historisch bewustzijn zoals bij Pai Tili, regionale inzet voor lokale mensenrechten zoals Jeanne Henriquez dat doet of Joceline Clemencia deed, consistent transformerend onderzoek en pedagogie zoals die van Rene Rosalia zijn misschien uitschieters, maar ze zijn geënt op lange levende tradities en voorbeelden van consistent uitgedragen positieve zelfbeelden.

Ook als het gaat om authentieke diversiteit waar zaken als ras, gender, sexualiteit, migratiestatus niet worden weggedrukt of anders oppervlakkig vermeld om weer eens vlug “divers” te zijn. Er zijn zo veel inter-ethnische/interraciale families al vanaf vorige eeuwen. Tula wordt ook door niet Afro-Curaçaoenaars als  een nationale held gezien. Zeker niet door iedereen, ook niet door alle Afro-Curaçaoenaars. Tussen alle groepen worden erfenissen en tradities gedeeld, maar we zijn nog steeds een gefragmenteerde samenleving. De jongere generaties hopen die verschillen verder weg te werken. Wie er ook aan werkt: het is en blijft belangrijk om te blijven beseffen dat we naast spiritual slavery ook tot op het bot doordrongen zijn van een sterke spirituele, sociale, culturele erfenis. Als genezer ga ik zelf altijd uit van het idee dat het positieve het meest belangrijke is en dat ziekte of belemmeringen betekenen dat die authentieke zelf tijdelijk is verscholen door oneigenlijke dingen. “

GENEZEND VOEDSEL

Ansano is actief in een club “Je gezondheid op je erf” die mensen ervan wil doordringen dat ze hun gezondheid kunnen bevorderen door middel van wat in hun eigen tuin groeit. ‘Bo salu ta den bo kurá'. Ze geven lezingen en tuinierders verkopen hun eigen producten. Een andere groep koopt biologische groentepaketten en steunt zo de kleine zelfstandige tuinders.

“We hebben hier machtig eten; planten, kruiden, bomen te gebruiken als medicijn, als voedsel. Je gezondheid is in je tuin. Of je kunt werken met biologische kunukeros (boeren). Je ziet mensen van 30 tot 80 jaar die kennis delen, hoe te planten, waar de planten te vinden, en over hoe de plant jou kan helpen. Er zijn annecdotes, zoals van een man met prostaatkanker die zichzelf met kruiden genas, of mensen met darmproblemen die dat via eten konden oplossen. Er is ook veel eten dat bijvoorbeeld kanker voorkomt. Kanker wordt veelal veroorzaakt door pesticiden en E-nummers in het eten. We vinden het vreemd als ik een brood koop voor zes gulden (3 euro)  in plaats van een brood van 2 gulden (1 euro) dat in een half uur op is omdat het nauwelijks voedingsmiddelen bevat. Ik ben anders over kosten gaan denken; het kost veel meer om weer te genezen dan als ik biologisch koop en zo ziekte voorkom. Misschien voel ik dat  niet zelf, maar de gemeenschap draagt de kosten van mijn behandeling en het ziekenhuis.

De biologische kunukero werkt met veel minder kosten dan de supermarkt. Je moet voor die lokale producten proberen rechtstreeks bij de kunukero te kopen, niet via de supermarkt die het dubbele vraagt voor een biologisch tomaatje. Dat is, áls er al biologische producten te vinden zijn.

Richenel Ansano werkt momenteel aan een theaterstuk in t Papiamentu.