Maxime Miedema

Jeuk

Vorig jaar juni maakte een man een fout in het verkeer. Hij sleepte zijn bedrijfsbus over een doorgetrokken streep en probeerde voor mij te glippen bij een stoplicht. Ik toeterde, want hij veroorzaakte een gevaarlijke situatie waarbij ik keihard moest trappen op de rem.

Ik toeteren, hij toeteren. Ik schreeuwen in mijn auto, hij schreeuwen in zijn bus. We waren beiden overtuigd van ons eigen gelijk. Toen stapte hij uit.

Zichtbaar boos en met haastige bewegingen kwam hij bij mijn autoraam staan. Ik meende haat in zijn ogen te zien. Hij schelden, ik schelden. Hij boos, ik boos. We hadden schreeuwende ruzie. Toen hij wegliep, draaide hij zich om en zei:

Kanker n*g*r! Kanker zwarte!”

Ineens voelde ik mij onwijs klein. Alsof ik met die vier woorden werd ontdaan van mijn menselijkheid en op mijn ziel werd getrapt. Het voelde alsof mijn waardigheid, hier op dit kruispunt, werd bepaalt aan de kleur van mijn huid.

Laatst ‘floepte’ het N-woord eruit bij iemand die ik ken. Het gesprek ging over vrijgezel zijn en hoe dat bruikbaar kon zijn in de avond die volgen zou. Maar we waren in een stad waar niet zoveel Zwarte mensen zijn en de persoon in kwestie, ik citeer, valt op: “n*g*rs”.

Mijn lichaam sloeg alarm en ik keek hoopvol om mij heen naar de mensen aan tafel. Waarom geeft niemand een kik? Zij hebben dit toch ook gehoord? Waarom corrigeert niemand deze persoon? Ik heb het toch goed verstaan?

Bij thuiskomst besprak ik dit met mijn beste vriendin aan de telefoon en gaf haar de samenvatting. Ik vertelde haar hoe ik ben gevlucht naar de wc om het thuisfront te bellen, want ik had mijn hulptroepen nodig. Ik voelde me een eenmansleger die een groot, eng beest (racisme) in haar eentje moest tackelen, terwijl iedereen aan tafel toe zou kijken en zwijgen.

Ik vertelde haar hoe ik mezelf bij elkaar heb geraapt op het toilet, hoe ik terug ben gemarcheerd naar de tafel en hoe ik met rillingen over mijn rug het gezellige gesprek aan tafel heb onderbroken. Ik vertelde haar hoe ongemakkelijk de situatie werd toen ik aankaartte dat iemand net iets racistisch zei. Ik vertelde haar hoe ik daarna het restaurant ben uitgelopen en in tranen ben uitgebarsten en hoe ik daarna ben opgevangen door mensen om mij heen.

Daarna kaartte mijn beste vriendin een interessant vraagstuk aan. Het leek alsof ze een plek raakte die heel lang heeft gejeukt bij mij, maar ik afgelopen tijd heb genegeerd. Ze zei: “Weet je wat ik ook altijd zo raar heb gevonden? Waarom is het noemenswaardig om te vertellen dat je op Zwarte mensen valt?”

Die jeuk die ik negeerde, voelde ik weer overal maar dan tien keer zo hard. Want ja, shit. Waar slaat dat op?

Als opgroeiend meisje had ik niet zoveel keus in jongens die ik interessant kon vinden, want de meesten bij mij op school waren wit. Voordat ik als tienermeisje kon fantaseren of die ene jongen wel of niet bij mij zou passen, heb ik mezelf altijd een andere vraag gesteld. Zou hij wel op meisjes zoals ik vallen? De meisjes die hij tot nu toe leuk vond waren wit, dus waarom zou hij mij dan nu aantrekkelijk vinden? De standaard knappe, witte jongens bij mij op school vielen meestal voor de traditioneel, knappe meisjes. Zij waren ook wit.  

Wat een verdrietig idee dat ik van jongs af aan al zo bewust was van mijn kleur, dat ook mijn onschuldige tienerfantasie werd beïnvloed. Als je opgroeit als niet-wit persoon ontwikkel je een soort radar die je vertelt bij wie je wel en geen kans maakt. Of dat ook klopt, is natuurlijk een tweede.

Die radar ontwikkelt zichzelf verder naarmate je ervaring opdoet in de liefde. Het is een soort interne gps, die data verzamelt en doet aan kansberekening.

Maar als gemixt Zwart persoon heb ik mezelf altijd de vraag gesteld: Zal die persoon wel op Zwarte mensen vallen? Mijn witte vriendinnen nemen hun huidskleur nooit mee in de overweging of ze begeerlijk zijn voor een ander, mijn Zwarte vriendinnen wel. Als ik met mijn Zwarte vriendinnen praat over een mogelijke love interest dan rijst altijd de vraag:

Wat denk je, zal hij op Zwarte vrouwen vallen?”

Als ik kijk naar de witte jongens uit mijn liefdesleven geschiedenis zie ik een patroon. Sommigen van hen zagen geen kleur, ik ben ervan overtuigd dat dat niet de juiste mentaliteit is. Sommigen van hen vonden mij vooral interessant omdat ik “anders” ben dat ze tot nu toe gewend waren. Met andere woorden: normaal val ik op wit maar jij valt buiten het plaatje wat ik zelf gecreëerd heb over Zwarte vrouwen, die ik normaal niet per se aantrekkelijk vind, en nu fascineer jij me en wil ik het wel een kans geven.

Andere witte mannen hadden sowieso een voorkeur voor Zwarte vrouwen, maar dit fetisj hoofdstuk is weer een verhaal an sich.

Mensen die benadrukken dat ze op witte mensen vallen, is helemaal geen ding. Niemand hoeft er voor uit te komen dat ze op witte mensen vallen en al gebeurt dat wel, reageert niemand daar schunnig op. Waarom gebeurt dit dan wel als de situatie is omgedraaid?

De conclusie die ik hieruit trek is dat Zwarte mensen nog steeds niet worden beschouwd als de standaard op het gebied van wat we mooi en begeerlijk vinden. Als dat wel zo zou zijn, zou niemand meer aan hoeven duiden dat je valt op Zwarte mensen – geen n*g*r dus, hè? Dat racistische woord wil ik écht nergens meer horen.

Ik hoop dat je, als lezer, hierover nadenkt en vooral stilstaat bij de uitspraken die je misschien zelf wel eens gemaakt hebt, of hoort in je omgeving. Durf jezelf te bevragen naar je eigen voorkeuren in de liefde en vraag jezelf eens af waarom je die in vredesnaam hebt. Durf die ook écht onder de loep te nemen.

Ga maar met je billen bloot en krijg maar jeuk. Dan kun je een fractie ervaren van de ongemakkelijke jeuk die Zwarte mensen heel hun leven voelen.

Maxime

Maxime Miedema

Journalist

Maxime Miedema is een creatieve Rotterdamse maker met werkervaring op redacties en ervaring in het maken van documentaires. Ze heeft Journalistiek gestudeerd aan de Hogeschool van Utrecht. Ze is bekend met voorgesprekken voeren, research, concept-ontwikkeling en produceren, nieuwsgierig naar anderen en graag sociaal-maatschappelijk betrokken. Ook is ze goed in het vertellen van verhalen van mensen, zowel in tekst als in audiovisuele vorm.