Afbeelding

IMG_6554

De Marron in mij

Ik ben geboren in 1957, in het ’s Lands Ziekenhuis in Paramaribo. Mijn wieg stond dus in de stad, maar mijn hart en mijn wortels lagen diep in het binnenland van Suriname. Daar, in het oerwoud en langs de brede rivieren, ligt de bron van mijn afkomst en mijn identiteit.

Mijn vaders oom was de beroemde ghaama Agwago Daniël Aboikoni (ghaama van 1937-1984) grootopperhoofd van de Saamaka Marrons wiens naam men nog steeds respectvol uitspreekt. Hij behoorde tot de Matyau-löh. Een löh van naam en faam, bekend om haar kracht, wijsheid en leiderschap.

Vanuit deze traditie erfde ik de naam Asè, die werd niet opgeschreven. John wel.

Ik kreeg ook een taak; de verbondenheid met mijn volk en hen die haar geschiedenis dragen.

Mijn moeder, Mama Noenoe Betsy Jackson, behoorde tot de Langu Marrons, die woonden aan de Ghaan lio, de linker bronrivier van de Surinamerivier. Ook dit was niet de minste onder de Marronstammen van Suriname.

De Langu hadden hun eigen verhalen, hun eigen tradities en hun eigen trots, geworteld in de vlucht uit slavernij en het bouwen van een nieuw bestaan in vrijheid, diep in de bossen.

Zo verenigde ik in mijn eigen afkomst twee grote stromingen van de Saamaka Marroncultuur: de Matyau löh van mijn vader en de Langu löh van mijn moeder die samen de bedding van mijn levensrivier vormen.

IMG_6558

De kindertijd in het binnenland

Hoewel ik in Paramaribo werd geboren, groeide ik voornamelijk op bij de mensen van mijn vader in het binnenland. Mijn vader was Peleiky Adaiso Aboikoni, een groot apintii-speler. De apintii drum is voor de Marrons meer dan een muziekinstrument, het is de stem van het volk, de boodschapper van de voorouders, de drager van vreugde en verdriet. Wanneer mijn vader speelde, sprak de drum in klanken die iedereen verstond, maar die niet altijd met woorden waren te vertalen.

Hij begeleidde de ghaama op zijn reizen met de apintii en zijn spel klonk bij grote meetings en gebeurtenissen. Voor mij als kind was dat vanzelfsprekend, bijna gewoon, al begreep ik diep van binnen dat ik getuige was van iets bijzonders. Als vijfjarige jongen speelde ik met water in de boot terwijl de apintii over de rivier dreunde. De drum gaf ritme aan het leven, aan de stroom van de rivier, aan de adem van het woud.

Soms was er een plechtige bijeenkomst bij de Awoonèngè-aanbiddingsplaats in Dangogo, het dorp van mijn vader en de Matjau stam. Dit is het verst van Paramaribo gelegen dorp aan de Piki Lio, de rechter bronrivier van de Surinamerivier.

Daar werd met begeleiding op de Adonké drums in de taal van de voorouders gedanst en gezongen ter ere van hen en de geesten van de voorouders uit Afrika, om hen te gedenken en om hun hulp te vragen.

Ik herinner mij de geur van de awara vruchten uit de awara palmboom en van de cacaovruchten die aangevreten waren door de apen en de vogels, de glans van het vuur, de gezangen die opstegen in de nacht. Het was een wereld waarin het zichtbare en het onzichtbare elkaar ontmoetten, waarin de voorouders aanwezig waren als raadgevers en beschermers. Voor mij als kind was het een spel van indrukken, maar later begreep ik dat dit het fundament was van onze cultuur.

Leven op Djoemoe

Na verloop van tijd, ik was 8 jaar en moest naar school, verhuisden wij naar Djoemoe, een zendingspost met een klein ziekenhuis en een Christelijke school van de Evangelische Broedergemeente (EBG). Het leven daar -met het winkeltje van mijn vader -was anders. De invloed van het Christendom mengde zich met onze traditionele cultuur, soms in harmonie en soms in spanning, zeker op het gebied van de goden en aanbidding.

Ik leerde lezen en schrijven in het Nederlands, maar in mijn hart sprak ik de taal van de drums en de verhalen van mijn volk, zoals kontu verhalen uit het dierenrijk met Anansi de spin vaak in de hoofdrol.

Op school kreeg ik een buitenlandse discipline en orde bijgebracht, maar thuis en in de gemeenschap leefden we volgens de ritmes van het bos, de rivier en de voorouderlijke gewoonten. Deze dubbele wereld maakte mij wie ik ben, geworteld in de tradities van mijn voorouders, maar ook open voor de moderne wereld en de kansen die deze wereld kon bieden.

Mijn weg naar Nederland

Mijn weg leidde mij via verschillende omwegen naar Nederland. Eerst werkte ik in de verpleegkunde in mijn geliefde binnenland. Het zorgen voor mensen, het helen van wonden en het verlichten van pijn, moeder en kindzorg, malariabestrijding, voelde als een roeping. Daarna volgden huwelijk en gezin, en een nieuwe stap: de reis naar Nederland, een land dat zo ver weg leek van de bossen van Suriname.

In Nederland ging ik werken bij de brandweer in Flevoland, waar ik als centralist een spilfunctie vervulde. Later werkte ik als beveiligingsmedewerker op de meest uiteenlopende plaatsen, corrigeren, hulp bieden, beschermen en preventie. Het waren nieuwe werelden van betonnen steden met rechte wegen, een samenleving die strak georganiseerd was. Toch bleef in mij altijd het ritme van de apintii klinken, het geroep van de rivier en de stroomversnellingen, de geur van het woud en het gekwetter van de papegaaien, de toekans en de brulapen.

Maar waar ik ook werkte, wat ik ook deed, ik droeg mijn afkomst met mij mee. Soms verborgen, soms zichtbaar, maar altijd aanwezig.

De roep van het gezag

Het binnenland en de Marroncultuur blijft levend in mij, ook al zit ik duizenden kilometers verderop. Na vele jaren, kwam er een nieuwe wending in mijn leven. Ghaama Belfon Aboikoni, het tweede opperhoofd na ghaama Agwago, benoemde mij in Nederland tot edi basiya in het collectief van Saamaka-gezagdragers, met de opdracht om samen met anderen het Marronvolk in Europa bij te staan en zoveel mogelijk onze waarden en gewoontes te helpen doorgeven.

Het was alsof een cirkel zich sloot. De kleine jongen die ooit speelde in de boot terwijl zijn vader de apintii drum bespeelde, stond nu zelf in een lijn van verantwoordelijkheid voor zijn volk.

Die benoeming was geen eer in de zin van persoonlijke roem. Het was een taak, een opdracht. Het betekende dat ik niet meer alleen mijn eigen leven moest leiden, maar ook een rol moest spelen in het uitdragen van onze cultuur, onze geschiedenis en onze waarden. Het betekende dienen, luisteren, verbinden, vertegenwoordigen.

IMG_6556

Aanvaarding van mijn rol.

Nu, bijna veertig jaar later, heb ik aanvaard dat het zo moet zijn. Ik heb ingezien dat mijn weg — van het ’s Lands Ziekenhuis in Paramaribo, via de rivieren van het binnenland, de schoolbanken van Djoemoe, de verpleegkunde en de brandweer in Nederland — geen toevallige reeks gebeurtenissen was. Het was een pad dat mij stap voor stap voorbereidde op mijn rol.

Bijna twee jaar geleden- in 2024-  werd ik medebestuurslid van de vereniging Marron Platform Nederland, om de belangen van de Marron gemeenschap in Europa te helpen behartigen.

Ik put energie uit de inzet van anderen om de strijd aan te gaan bij het streven naar het behalen van de doelen die samenkomen hierbij, met kracht en respect.

Misschien was het altijd al voorbestemd dat ik een rol zou spelen in het dienen van mijn volk. Misschien waren de drums van mijn vader al een voorspel, een boodschap die ik pas later zou verstaan. Wat ik nu weet, is dat mijn afkomst geen last is, maar een kracht. Het Marrondorp van mijn afkomst is niet alleen een plaats in het binnenland van Suriname, maar ook een bron die mij voedt, waar ik ook ben.

Het Marrondorp leeft in mij

Wanneer ik terugdenk aan mijn jeugd, zie ik de rivier glinsteren in het zonlicht, hoor ik de apintii dreunen in de verte, voel ik de warmte van het vuur bij de aanbiddingsplaats. Ik zie de gezichten van mijn familie, de ernst van de ouderen, de speelsheid van de kinderen. Ik herinner me de geur van gekookte cassave, de smaak van vis vers uit de rivier, het lachen tijdens een dans, het zweten tijdens een tocht door het woud.

Dat alles leeft in mij. Het Marrondorp van mijn afkomst is niet verdwenen, ook al ben ik ver weg. Het leeft in mijn woorden, in mijn daden, in mijn inzet voor mijn volk. Het leeft in de verbinding die ik zoek tussen verleden en toekomst, tussen traditie en moderniteit, tussen Suriname en Nederland.

Een verantwoordelijkheid en een geschenk

Ik ben een kind van twee werelden: van de Matyau en de Langu, van Suriname en Nederland, van de drum en van de stad. Mijn levenspad heeft mij geleerd dat afkomst niet alleen iets is dat je meekrijgt, maar ook iets dat je moet dragen. Het is een verantwoordelijkheid en een geschenk tegelijk.

En zo aanvaard ik mijn rol, niet als last, maar als roeping. Het Marrondorp van mijn afkomst blijft mij leiden, als een stem die zegt: draag uit, dien, verbind. En telkens wanneer ik de diepe klank van de apinti hoor, weet ik weer waar ik vandaan kom, en waarheen ik moet gaan.

John Jackson

John Jackson

Edi basiya collectief Saamaka gezag in Nederland | Bestuurslid vereniging Marron Platform Nederland.

John Jackson is Edi basiya collectief Saamaka gezag in Nederland | Bestuurslid vereniging Marron Platform Nederland.