Afbeelding

Stichting Boni-Grani-Tula heeft deze week tijdens ronde tafel gesprekken met de Tweede Kamer een Collectieve Herstelclaim ingediend voor de nazaten van de totslaafgemaakten uit het voormalig Nederlands koloniaal rijk. “Het verleden is niet dood – het leeft voort in instituties, gedragingen en sociale structuren. De Nederlandse Staat heeft erkend dat er excuses verschuldigd waren. Wij stellen dat die erkenning ook juridische gevolgen moet hebben. Excuses zonder herstel zijn ontoereikend,” zegt voorzitter Gilmar Macnack namens de stichting.
Stichting Boni-Grani-Tula zet zich in voor de belangen van nazaten van tot slaaf gemaakten. In de claim zegt de stichting dat haar manifest zich richt tot de Nederlandse samenleving, de regering en de internationale gemeenschap, met als doel het formaliseren van een collectieve juridische en morele claim voor structureel historisch onrecht dat voortvloeit uit het trans-Atlantische slavernijverleden van Nederland,” zegt de stichting in de claim.
Macnack zegt dat nazaten van de tot slaafgemaakte Afrikanen van 1618-1873, meer hebben recht op herstelbetalingen en compensaties dan de joden vanaf 1940-1945.
Het is maar een verschil van 245 jaar.”
De claim baseert zich erop dat per koninklijk besluit van Willem I de slavenhandel in 1813 strafbaar werd gesteld, maar dat deze wet stelselmatig is genegeerd. “Tot ver na het verbod werd de handel voortgezet – met medeweten en passieve instemming van de Nederlandse Staat en steden als Amsterdam. De wet was dode letter: de overheid handhaafde nauwelijks.”
Integendeel ontstond er na het verbod een illegaal netwerk, waarbinnen een verboden handel tot stand kwam van geketende mensen uit het Trans Atlantische Afrika route.
Deze vorm van mensenhandel en heling betrof strafbare feiten waarvoor overtreders van het verbod op slavenhandel flinke straffen riskeerden, waaronder mogelijk de doodstraf. In het huidige strafrecht, kan maximaal 12 jaar tot levenslange gevangenisstraf gelden. Dit zijn ernstige misdrijven tegen de menselijke waardigheid. Volgens internationaal strafrecht en art. 70 Sr kan verjaring in zulke zaken worden gestuit bij ernstige mensenrechtenschendingen.”.
De stichting wijst er ook op dat men daarna overging naar het "fokken" van mensen. “Om het verbod op slavenhandel te omzeilen, gingen slavenhouders over op het systematisch fokken van slaven. Mannelijke en vrouwelijke tot slaaf gemaakten werden gedwongen tot seksuele gemeenschap, vaak met meerdere partners, onder dwang. Jonge meisjes werden vanaf hun eerste menstruatie seksueel uitgebuit. Seksueel geweld werd structureel ingezet als instrument van exploitatie en economische winst. Deze praktijken zijn in strijd met elk fundamenteel mensenrecht en kwalificeren als misdaden tegen de menselijkheid onder het internationaal recht.” |
De claim wijst erop dat deze misdaden uit het verleden doorwerking hebben in het heden. “Er is sprake van een structureel ontwricht gezinsmodel onder Afro-Caribische Nederlanders, waarin polygame relaties en meervoudig ouderschap vaker voorkomen. Dit gedrag wordt deels maatschappelijk getolereerd als gevolg van de geïnstitutionaliseerde erfenis van het "fokprincipe". De schade hiervan is sociaal, cultureel, psychisch en economisch. Er is sprake van een doctrine van normalisering van trauma, die generaties overstijgt. De Nederlandse Staat heeft hier nooit structureel herstel voor geboden,” zegt de stichting.
Zij benadrukt dat Nederland geen beroep kan doen op verjaring. “De klassieke slavenhandel, strafbaar gesteld sinds 1814, werd ondanks het verbod actief voortgezet tot 1863. Daarmee werd door particulieren, instellingen én de Staat zelf structureel de nationale wet overtreden. Artikel 70 Sr van het Wetboek van Strafrecht zegt dat ernstige misdrijven kennen lange verjaringstermijnen, maar deze kunnen worden gestuit.” Het refereert ook naar het Internationaal recht, waaronder het VN-Verdrag inzake de niet-verjaring van misdaden tegen de menselijkheid (1968) en het Statuut van Rome (1998, art. 29) waarin staat dat deze misdaden niet verjaren.
“Daaruit concluderen wij dat de verjaring van deze misdrijven niet van toepassing is. De Nederlandse Staat en bestaande instellingen kunnen daardoor nog steeds juridisch aansprakelijk worden gesteld voor de voortgezette slavenhandel, mensenroof en heling van mensen tussen 1813 en 1863.
Stichting Boni-Grani-Tula eist van de Staat der Nederlanden dat zij overgaat tot 1. erkenning van juridische aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden voor zijn actieve en passieve rol in de illegale slavenhandel na 1813, de toepassing van het fokprincipe, en de institutionele doorwerking hiervan. Daarnaast eist zij de oprichting van een nationale herstelcommissie met juridische status, bevoegdheid tot schadeafwikkeling en vertegenwoordiging van nazatengemeenschappen. De stichting eist ook financiële en structurele herstelbetalingen, inclusief investeringen in onderwijs, zorg en sociaaleconomische emancipatie, psychosociale zorg gericht op intergenerationeel trauma en culturele erkenning en bescherming van Afro-Caribisch erfgoed. |
Macnack: “Het slavernijverleden had net zo goed erkend kunnen worden als misdaad tegen de menselijkheid met terugwerkende kracht, zoals bij de Holocaust. Het verschil zit in de internationale context en juridische actie, niet in de ernst van het leed. Het is tijd voor structurele rechtvaardigheid.”