Afbeelding

In de klas van het Surinaams Pedagogisch Instituut. Foto: © Zoë Deceuninck

Lerarentekort belemmert onderwijsontwikkeling Suriname

Door een tekort aan leraren in het middelbaar onderwijs in Suriname worden leraren van de basisschool ingezet. Zij geven hier les zonder dat ze daar de bevoegdheid voor hebben. “Leerkrachten met een achterstand creëren zelf achterstand bij de kinderen.” De vicieuze cirkel is moeilijk te doorbreken.

“Ik sta heel graag voor de klas om kennis over te dragen”, zegt Sherron Rodgers, leerkracht Nederlands op het Schakelinstituut Middelbaar Onderwijs (SMO) in Suriname. Eind jaren negentig studeerde ze af aan het Surinaams Pedagogisch Instituut (SPI), een van de vier opleidingen in Suriname die leerkrachten voor de lagere school aflevert – de zogenaamde ‘kweekscholen’. Maar Rodgers belandde al snel op de Sint Paulusschool in de hoofdstad Paramaribo, een VOJ-school. Ze gaf jarenlang les aan VOJ-studenten zonder dat ze daar bevoegd voor was, want het SPI leidt alleen leerkrachten op voor het basisonderwijs. “Maar omdat ik met een gemiddeld cijfer van zeven geslaagd was voor Nederlands, werd ik ingezet om dit vak te verzorgen”, zegt Rodgers. Zelf lag haar interesse meer bij Engels.

Niet bevoegd

Aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL), de enige school in Suriname die leerkrachten opleidt voor het middelbaar onderwijs, schreven zich dit jaar maar tweehonderd studenten in. “En dan moet je blij zijn als ze blijven”, zegt Melisa Venetiaan (57), directeur van het IOL. “De economische situatie laat het heel vaak niet toe dat ze de opleiding afronden.” Suriname telt landelijk 303 scholen op Mulo, VOJ- en VOS-niveau, aldus de meest recente onderwijsstatistieken van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (MinOWC) in 2019. Dit jaar openden er nog twee nieuwe scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs in de districten Marowijne en Para. Maar wie moet hier straks voor de klas staan?

Jennifer Meye, directeur Surinaams Pedagogisch Instituut- © Zoë Deceuninck
Jennifer Meye, directeur Surinaams Pedagogisch Instituut. Foto: © Zoë Deceuninck

Op het SPI, de grootste kweekschool van Suriname, hebben ze daar geen antwoord op. Vorig jaar telde de school nog 36 klassen, dit jaar is het aantal geslonken naar 31. “De animo om leerkracht te worden is sterk teruggedrongen”, zegt Jennifer Meye, directeur van het SPI. Ze is al 25 jaar verbonden aan het instituut, de laatste drie jaar als directeur. “Dit jaar schreven zich maar 440 studenten in, tien jaar geleden waren dat er nog 1200.”

Ook steeds meer actieve leerkrachten verlaten de school. De 42-jarige Rodgers staat al haar halve leven voor de klas, maar denkt niet dat ze in het onderwijs blijft tot aan haar pensionering (in Suriname gesteld op 60 jaar, red.). “Ik ben totaal niet gemotiveerd meer”, zegt Rodgers. Ze verdient omgerekend 325 euro per maand. Dat is inclusief de tijdelijke koopkrachtversterking die leraren van de overheid krijgen ‘ter compensatie’ van de aanhoudende economische crisis. 2023 is het derde opeenvolgende jaar waarin Suriname kampt met inflatiecijfers van boven 50 procent.

Hosselen

Rodgers studeerde pedagogie op het IOL en behaalde dit jaar nog haar MO-B Nederlands. Dankzij haar hogere studies is ze nu niet alleen bevoegd om op middelbaar niveau les te geven, ze verdient ook meer dan haar collega’s die niet verder studeerden. “Ik heb collega's op de basisschool die nog geen 7.000 Surinaamse dollar (175 euro, red.) verdienen. Ik snap niet hoe zij het bolwerken”, verzucht Rodgers.

Leerling aan het werk in de klas Surinaams Pedagogisch Instituut.. Foto: © Zoë Deceuninck  ​
Leerling aan het werk in de klas Surinaams Pedagogisch Instituut.. Foto: © Zoë Deceuninck  

Veel van hen hebben een tweede baan of ‘hosselen’; informeel geld verdienen met een bijbaan, klusjes of een handeltje. Na de schooltijden staat Rodgers zelf ook in de keuken. Ze bakt bojo en fiadu, twee typisch Surinaamse desserts, en maakt gemberbier om de eindjes aan elkaar te knopen. Familieleden in Nederland doen de rest. “Een paar keer per jaar stuurt mijn familie dozen op met olie, suiker, blikjeswaren, poederzeep, wasmiddel, etc. Al de dingen die hier met mijn salaris onbetaalbaar zijn geworden”, zegt Rodgers. Haar familie en vrienden sporen Rodgers aan om het onderwijs te verlaten, net zoals velen dat al voor haar deden.

“Het tekort aan leerkrachten is erger dan we hadden voorspeld”, zei Henry Ori, minister van het MinOWC begin deze maand in het Surinaams parlement. Landelijk heeft elke leraar in het basisonderwijs in Suriname gemiddeld 14 leerlingen. Dat is ongeveer even veel als het gemiddelde in de Europese Unie, maar minder dan in Nederland.

Tekorten

De tekorten in Suriname zijn nijpend in met name de (verafgelegen) districten en op middelbaar niveau, onder meer voor de taalvakken Nederlands, Engels en Spaans. Op middelbaar niveau worden daarom leerkrachten uit het basisonderwijs ingezet, zonder dat zij over de juiste bevoegdheden en diploma’s beschikken.

Toen Rodgers ging verder studeren op het IOL schrok ze van de informatie die ze kreeg aangereikt. “Bepaalde zaken die ik aan mijn studenten had geleerd, bleken helemaal niet te kloppen”, erkent Rodgers. “Onbevoegde leerkrachten hebben zelf ook een achterstand en creëren diezelfde achterstand bij de leerlingen, want ze kunnen tijdens de les niet in de diepte gaan.”

“In het veld klagen ze steen en been over de kwaliteit van de lerarenopleiding”, erkent SPI-directeur Meye. In 2012 werd het programma De Nieuwe Leerkracht (DNL) geïntroduceerd, een vernieuwde opleiding tot leerkracht voor het basisonderwijs, uitgevoerd in samenwerking met de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en technische Bijstand (VVOB). DNL focust op minder vakinhoud en meer pedagogische kennis.

Ingang Surinaams Pedagogisch Instituut. Foto: © Zoë Deceuninck
Ingang Surinaams Pedagogisch Instituut. Foto: © Zoë Deceuninck

Belangrijk onderdeel van DNL was het verhogen van de instroomeis op de kweekscholen. “Een van de grote bezwaren binnen het onderwijs is het instapniveau van de mensen op de lerarenopleiding”, zegt Hilde Neus, Nederlandse neerlandica die al 32 jaar in het Surinaams onderwijssysteem werkzaam is. Sinds 2012 kunnen alleen studenten met een Mulo-diploma (lager middelbaar) aan de opleiding beginnen, voorheen kon dat nog zonder. Maar volgens Neus is een Mulo-diploma nog steeds niet voldoende. “Van het SPI zou het instapniveau absoluut omhoog moeten.”

Vicieuze cirkel

“De bedoeling was dat de toelatingseis zou worden opgetrokken naar een HAVO-diploma, naar het model van Nederland”, vertelt Meye. Dat is niet gebeurd, mede omdat leerlingen met een HAVO-diploma les moeten krijgen van leraren met een masterdiploma. Van de 125 leraren op het SPI zijn er 60 pedagoog. “Het gros van de leraren op het SPI heeft geen master”, stelt Meye. Volgens haar zijn er niet altijd mogelijkheden voor leerkrachten om verder te studeren, want alleen professoren met een doctoraat (PhD) mogen een master verzorgen, en ook daar zitten ze in Suriname om verlegen. Het IOL telt vandaag 70 voltijds docenten en 200 parttimers, maar ‘geen gekwalificeerde docenten om een masteropleiding op te starten’, aldus de directeur.  “Voor geen enkel vak”, benadrukt Venetiaan.

Ingang Anton de Kom Universiteit Suriname. Foto: © Zoë Deceuninck
Ingang Anton de Kom Universiteit Suriname. Foto: © Zoë Deceuninck

De Anton de Kom Universiteit (AdeKUS), de enige universiteit in Suriname, heeft in het verleden wel al vier keer een ‘Master in Education’ verzorgd. Dit gebeurde met hulp van professoren uit Nederland. Venetiaan volgde in 2011 zelf ook de masterstudie. “Omdat ik college gaf op het IOL en er werd mij duidelijk gemaakt dat ik als hbo’er niet bevoegd was om hier les te geven. Maar zo was 90 procent van de docenten.”

Meye behaalde in 2021 haar master aan de AdeKUS, samen met 29 anderen. Nog niet iedereen van haar lichting is afgestudeerd, maar van zij die dat wel zijn hebben er inmiddels vier het land verlaten. “In het buitenland worden ze beter gewaardeerd”, zegt Meye. Naast haar werk als SPI-directeur staat ze zelf ook voor de klas op een andere onderwijsinstelling in Paramaribo. “Als ik hier een goed salaris had, zou ik eigenlijk geen tweede job moeten hebben.”

Op het SPI roeit ze met de riemen die ze heeft. Sinds haar aantreden op de directeursstoel drie jaar geleden is Meye meteen een pilotproject gestart. Studenten lopen nu veel meer stage, zodat ze met hun praktijkervaring op het eind van de vierjarige opleiding genoeg bagage hebben om verder te gaan. “Naar het voorbeeld van de pabo’s (pedagogische academie voor het basisonderwijs, red.) in Nederland”, vertelt Meye. “Zo wilden wij het ook.”

Weinig professoren in Suriname

De afgelopen tien jaar heeft het Instituut voor de Opleiding van Leraren een bachelor-master-structuur (bama-structuur) doorgevoerd, voorheen werkte het met MO-A en MO-B opleidingen. Hilde Neus werd in 2011 richtingscoördinator van het vak Nederlands en heeft als eerste de bama-structuur geïmplementeerd. “Ik heb de basiskennis opgevraagd van Nederland. Voor het vak Nederlands is het vrij eenvoudig, we kunnen een deel daarvan overnemen en dan weten we ook aan welke kwaliteiten we moeten voldoen.”

De bedoeling was dat studenten na het behalen van hun bachelor op het IOL een master zouden kunnen volgen op de Anton de Kom Universiteit. “Maar ook op de universiteit is de bevoegdheid van de docenten nog niet in orde. Om een master te kunnen geven zou je als docent phd afgestudeerd moeten zijn. Dat percentage is hier nog maar heel klein”, zegt Neus.
“Het beloningssysteem in Suriname is ook niet voordelig voor een phd'er”, vult IOL-directeur Melisa Venetiaan aan. In Suriname krijgt een phd’er niet extra betaald in vergelijking met een master.  “Dus in principe heeft het ook geen zin om phd'er te zijn.”

De sfeer op het IOL lijkt in niets op het beeld van een school. In de gangen heerst een doodse stilte, de cafetaria is gesloten, de lokalen zitten op slot en achter tralies en de gordijnen zijn dicht. “Sommige opleidingen hebben maar zeven of acht studenten”, zegt Venetiaan over de uitstraling van het IOL. “Sinds Covid gebeurt er ook heel veel online.” Tijdens ons gesprek van een uur lopen maar twee studenten voorbij. “Ik heb hier zelf ook gestudeerd in de jaren tachtig”, vervolgt de directeur hoofdschuddend. “Het krioelde hier toen van de studenten, je kan het je nu niet voorstellen.” Volgens schattingen van de huidige directeur schreven zich destijds ‘een stuk of 1500 studenten’ per jaar in op het IOL.

De brain drain onder docenten was er toen ook – Suriname ging in de jaren tachtig gebukt onder de militaire dictatuur van Desiré Bouterse - maar zo ook was de aanwas, vertelt Venetiaan. Na de Decembermoorden in 1982, waarbij 15 tegenstanders van het militaire bewind zonder proces werden opgepakt en vermoord – sloot de universiteit tijdelijk haar deuren. “Iedereen die verder wilde studeren kwam dus naar het IOL”, zegt Venetiaan. “Nu is er veel meer aanbod om te studeren.”

Naar Nederland

Veel Surinaamse studenten kiezen daarbij voor een opleiding in Nederland, of treffen voorbereidingen voor een toekomst in de voormalige kolonie. Zo registreerde Merlyn Doelsaman, opleidingscoördinator Wiskunde aan het IOL, begin dit schooljaar ‘een aanzienlijke hoeveelheid’ nieuwe studenten. Volgens een rondvraag van Doelsaman kiezen jongeren voor de opleiding Wiskunde ‘omdat ze hebben gehoord dat er in het buitenland een tekort is aan wiskundeleraren’.

Leerkracht geeft het vak Engels in de klas van het Surinaams Pedagogisch Instituut. Foto: © Zoë Deceuninck
Leerkracht geeft het vak Engels in de klas van het Surinaams Pedagogisch Instituut. Foto: © Zoë Deceuninck

In Nederland kunnen Surinaamse leerkrachten niet zomaar aan het werk. Volgens de Wet Arbeid Vreemdelingen mag er in een ‘ver land’ zoals Suriname niet gezocht worden naar leerkrachten, maar moet Nederland eerst binnen de Europese Unie en Zwitserland op zoek, waar er volgens de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ‘genoeg werkzoekenden’ zijn. De IND wijst de Surinaamse aanvragen af, schreef De Volkskrant in februari vorig jaar. Toch kent Meye genoeg oud-studenten die in Nederland een baan vonden. “Ze moeten eerst een upgrading volgen van negen maanden. In de tussentijd worden ze meestal al als hulpleerkracht ingezet”, zegt Meye.

Nederland heeft met gemiddeld 17,3 leerlingen per leraar in het basisonderwijs een hoog lerarentekort. Verwacht wordt dat het tekort aan leraren en schooldirecteuren in het primair onderwijs in Nederland de komende twee jaar stijgt tot 4000 fulltime banen.

Doorstromen

Dayenne Blinker (46) geeft les op een openbare basisschool in Latour, een dichtbevolkte wijk met veel armoede. Ze geeft les aan 34 kinderen in het vierde leerjaar. Dat is niet uitzonderlijk: de gemiddelde klas in het Surinaams basisonderwijs heeft 32 leerlingen. Ongeveer de helft van Blinker haar klas heeft een kennisachterstand, merkt de leerkracht bij aanvang van dit schooljaar, dat in Suriname begint op 1 oktober.

“Het niveau van de kinderen is achteruitgegaan. Zeker na de covidperiode is het erger geworden”, zegt Blinker. Van 2020 tot 2022 waren Surinaamse scholen lange tijd gesloten en gingen kinderen om de ene dag naar school.

Afstandsonderwijs was er niet of nauwelijks voor de ruim 88.000 leerlingen die les volgen op een van de 347 glo-scholen in Suriname. De randvoorwaarden, zoals een goede internetverbinding, zijn daarvoor niet (overal) beschikbaar. Volgens voormalig onderwijsminister Marie Levens stopten 7000 kinderen vroegtijdig met de school tijdens de covidperiode. Dit zowel op basisniveau als op het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo).

Pas sinds begin dit schooljaar gaan alle kinderen landelijk opnieuw vijf dagen in de week naar school. De kinderen die de afgelopen drie jaar geen en halftijds les hebben gehad, gingen automatisch over naar het volgende leerjaar. Het alternatief was om ze massaal te laten zitten, wat in de eerste klassen problemen zou geven. Jaarlijks komen zo’n 10 tot 12.000 ‘nieuwe’ kinderen in het schoolsysteem.

Er werd besloten om kinderen in de basisschool te laten ‘doorstromen’. Ongeacht hun cijfers en prestaties kunnen – moeten – leerlingen sinds 2020 naar een volgend leerjaar. De bedoeling was dat kinderen met een kennisachterstand extra begeleiding zouden krijgen van de leerkracht. In de realiteit bleek dit niet haalbaar.

“We zijn totaal niet voorbereid op het doorstroomsysteem, ik moest het vernemen via Facebook”, zegt Lucia Dikan, een collega van Blinker die les geeft in leerjaar 8. Op de Openbare School Santodorp, de basisschool waar ze tot voor kort werkzaam was, gaf ze les aan een leerling in het zesde leerjaar (vierde klas) die zijn eigen naam niet kon schrijven. “Het hele systeem is gecrasht.”

“Het doorstroomsysteem zou kunnen werken als de klassen kleiner waren en er een extra leerkracht beschikbaar is die is gespecialiseerd in leerachterstanden”, zegt Fonkel. Met dertig leerlingen in de klas schiet ze handen te kort om kinderen persoonlijk te begeleiden.

Samenwerking Nederland

Henry Ori, sinds dit jaar de nieuwe minister van OWC, wil gepensioneerde leerkrachten en universiteitsdocenten inzetten om de extra lessen te verzorgen. “Het is nog niet wat het moet zijn”, zei de minister afgelopen juni op een persconferentie, “Maar we zijn bezig met het opleiden van remedial teachers (leerkrachten die hulp verlenen aan leerlingen met leerproblemen of gedragsstoornissen, red.).”

Minister Henry Ori en een deel van zijn staf op een persconferentie in Paramaribo. Foto: © Zoë Deceuninck
Minister Henry Ori en een deel van zijn staf op een persconferentie in Paramaribo. Foto: © Zoë Deceuninck

Eerder dit jaar hebben Nederland en Suriname een bilaterale ‘Werkgroep Onderwijssamenwerking’ opgericht. Deze moet onder meer toezien op bijscholing en het versterken van de kwaliteit van de lerarenopleiding. De financiële middelen daarvoor worden gezocht ‘in beschikbare Surinaamse en Nederlandse programma’s’. Maar die Surinaamse middelen schieten nu al tekort, weet Rodgers.

“Als ik op school aankom moet ik elke ochtend twee stukken krijt nemen om mijn werk te kunnen doen. Ik krijg geen aparte doos omdat er geen geld is”, verzucht ze. “Zelfs mijn pennen moet ik zelf aanschaffen.” De leerkrachten zijn naast het werk vooral bezig met overleven, stelt Rodgers. “Een gedemotiveerde leerkracht gaat niet tot het uiterste om het beste uit de leerling te halen. De achterstanden worden alleen maar groter.”

Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in de aanloop naar vijftig jaar onafhankelijkheid. Bezoek de website www.surilines.nl voor meer informatie. Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Lira Auteursfonds Reprorecht

Fonds