“Ik zie meer overeenkomsten dan verschillen met hoe het gaat in Suriname”
De Surinaamse arts Riezvi Jessurun verruilde eind vorig jaar zijn vertrouwde plek op de spoedeisende hulp van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) voor een opleiding tot orthopedisch chirurg aan het Maastrichts Universitair Medisch Centrum. Hoe gaat het nu met hem?
Door: Miriam van Coblijn
Onderzoek toont aan dat medische communicatie tussen artsen en patiënten met verschillende etnische achtergronden minder goed verloopt dan met patiënten met dezelfde achtergrond. Doordat de twee partijen een ander referentiekader hanteren over actief, individueel gedrag bij patiëntparticipatie. Bewustwording kan ertoe leiden dat de interculturele medische communicatie verbetert, wat uiteindelijk resulteert in betere gezondheidszorg. Waardering wordt uitgesproken voor de arts die goed luistert naar hun wensen en ruimte biedt om vragen te stellen.
Welke drempels en uitdagingen zijn er voor patiënten van arts Jessurun die zijn droom en passie achterna is gegaan?
“In het begin keek ik eerst de kat uit de boom, timide en voorzichtig. Nu heb ik me aangepast en ben ik een stuk mondiger en zelfbewuster. Inburgeren gaat niet vanzelf; je zult er harder voor moeten werken, maar het is zeker niet onhaalbaar. Overal gelden ongeschreven regels. Logisch dat je even niet weet wat je te wachten staat. Er zijn mensen om me heen die mij bijstaan.”
Jessurun heeft in Maastricht te maken met het voor buitenstaanders lastig te doorgronden Limburgse dialect en een andere manier van werken. “Limburg kent een eigen taal en identiteit. Bewonderenswaardig zoals hij deze taalbarrière weet te slechten en alsnog goede zorg op maat weet te bieden. Hij heeft hart en oog voor de patiënt en is zeer bekwaam in de operatiekamer. Zonder enige twijfel mist hij vast zijn thuisfront in Suriname”, constateert zijn Nederlandse collega-arts in opleiding Eva Jacobs.
“Sommige patiënten tonen interesse in mijn achtergrond en vragen waar mijn roots liggen. Ze hebben in de gaten dat ze met een ‘buitenlandse’ arts te maken hebben.”
“Als Surinaamse arts heb ik het voordeel om vanuit een ander referentiekader naar de zorg te kijken. Zodoende is het makkelijker om de leefwereld van patiënten te verkennen en daarop te anticiperen. Mocht het zo zijn dat een patiënt weigerde mij te zien, dan is dat mij ontgaan.”
Zijn collega’s respecteren zijn Surinaamse achtergrond en houden rekening met zijn andere mores. Zelf doet hij er alles aan om zomin mogelijk uit de toon te vallen. ”Probeer de verschillen te minimaliseren want ik wil aan de gestelde eisen voldoen. Personal branding van anderen zie ik vaker om me heen: het is evident dat je je skills op een positieve manier zichtbaar maakt. Mijn benadering en gedrag is terughoudend in het werkveld. Dat kwalificeer ik als beleefdheid, maar dat kan hier makkelijk worden opgevat als subassertief. Met als gevolg dat collega’s mij als persoon niet zo goed kunnen inschatten.”
Jessurun heeft geen ervaring met discriminatie en/of vooroordelen in de zorg en het gevoel niet gehoord of niet serieus genomen te worden. “Racisme heb ik op andere plekken ervaren, niet tijdens het werk. Het is soms subtiel, dus je moet er wel alert op zijn. Bijvoorbeeld in de vorm van een opzettelijke stoot van iemand met een winkelwagen in de supermarkt. En een andere keer ben ik ten onrechte van winkeldiefstal beschuldigd. In Maastricht zijn de mensen heel aardig en een allochtone arts laat ze niet afschrikken. In het begin moest ik wel even wennen aan de omgangsvormen en gaf ik tekst en uitleg over mijn situatie. Zo belangrijk vond ik deze toelichting, maar dat kost tijd en blijkt onnodig. Men hoort aan mijn accent dat ik van elders kom.”
MUMC+ ondersteunt qua beleid en werkwijze aandacht aan de positie van buitenlandse artsen in opleiding die nieuw zijn in Nederland. De algehele trend laat zien dat zorgorganisaties en zorgverleners ondersteuning verlenen op het terrein van cultuursensitieve zorg. Dat doen ze bijvoorbeeld door personeel te trainen op het gebied van cultuursensitief werken en kennis te bieden over inclusief beleid. Cultuursensitief zorg verlenen kan alleen als je de ander als gelijkwaardige partner-in-zorg beschouwt. Leidinggevenden vervullen hierin een voorbeeldrol.
Jessurun heeft nauw contact met Heleen Staal, zij is als opleider, orthopedisch chirurg en Voorzitter Centrale Opleidingscommissie UMC Maastricht betrokken bij het opleidingstraject van Surinaamse artsen tot orthopeed. Staal is net terug van vakantie uit Suriname waar ze tevens de banden met haar medische collega’s heeft aangehaald. Er valt volgens haar veel te leren van de manier waarop er wordt omgegaan met andere achtergronden en opvattingen. Vooral het besef om dat niet als een probleem te zien!
Hoe ontstond uw affiniteit met de Surinaamse zorgsector?
Heleen Staal: “Vanuit persoonlijke interesse en mijn functie als opleider bij MUMC+ hebben we eerder artsen en zorgpersoneel opgeleid voor Afrika. Op basis van de opgedane kennis is de opleiding in Suriname geintroduceerd. Om in kaart te brengen wat de artsen bij ons komen leren, hebben we vooraf gesproken met onze partners in Suriname. Zowel op de werkvloer met de Surinaamse opleiders als met personen in de organisatie van de Surinaamse opleiding die deel uitmaken van de Registratie Commissie. We hebben de wensen en mogelijkheden doorgenomen. Na de opleiding vragen we betrokkenen om feedback. We bieden internationale fellowships aan voor medici. Onze artsen en assistenten werken ook tijdelijk in andere landen. De zorg verbetert wereldwijd als we onze kennis delen door bilaterale samenwerking. Westers perspectief geeft voordelen, maar heeft ook nadelen; zo zijn we slecht in staat om creatief te denken en vergeten we soms wat belangrijk is voor onze patiënten."
Staal: "Het Surinaams perspectief leert ons om te gaan met schaarste aan middelen en diversiteit. Een les in nederigheid en dankbaarheid. Kortom, een ‘win-win’ situatie.”
De werkcultuur in de Nederlandse gezondheidszorg wijkt af van de cultuur die men in de meeste landen van herkomst gewend was. Met name assertiviteit wordt in de Nederlandse zorg hoger gewaardeerd dan bescheidenheid. Meer vragen stellen en meedenken, gebed in een systeem rekening houdend met de verschillende behoeften en verwachtingen. In de wandelgangen blijkt dat patiënten Jessurun’s sympathieke en betrokken benadering waarderen en dat hij goed luistert en in gaat op vragen en verzoeken.
Volgens Heleen Staal is het voor Surinaamse artsen in opleiding moeilijk om zich de complexe structuur snel eigen te maken. “De zorgsector digitaliseert in rap tempo. Nederlands is de voertaal maar we gebruiken verschillende woorden met een andere connotatie. Hierdoor ontstaan ongemerkt misverstanden. Ook het sociale deel is een cultuurshock. Artsen verlaten huis en haard in Suriname om in Nederland te komen werken. Collega Jessurun heeft nog zijn gezin bij zich. In dit voornamelijk katholieke zuiden van het land zijn we ons niet zo bewust van de verschillende achtergronden van de Surinaamse samenleving.”
Jessurun onderkent het surplus van digitale vaardigheid en aanvullende diagnostiek bij het monitoren van de kwaliteit van de patiëntenzorg. Waarbij het MUMC+ hem zo goed mogelijk faciliteert. ”Was wel aanpoten voor mij in het begin. Het onder de knie krijgen van het ICT-gedeelte is tijdrovend en zou ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van het patiëntencontact. In Suriname fungeerde de kaartenbak als ruggengraat van het zorgsysteem. Weliswaar gedateerd, maar wel overzichtelijk en persoonlijk.”
Hij ziet meer overeenkomsten met de gang van zaken in Suriname dan verschillen. Tekort aan personeel, operatieruimte en (osteosynthese) materiaal waarbij platen, schroeven of pinnen nodig zijn om gebroken beenderen in de juiste positie te brengen en ze weer aan elkaar te bevestigen. Uren wachten voordat de artsen toegang hebben tot de hypermoderne uitgeruste operatiekamer.
“Ik ben in dienst bij het ziekenhuis en werk hier als arts”, vervolgt hij zijn verhaal. “Het is aanbevelenswaardig om in een academische entourage mijn opleiding voort te mogen zetten. Vanwege het hoge kennisniveau en de internationale mogelijkheden. Prijzenswaardig, men hoeft dit niet te doen. Of ik nu wel of niet deze orthopedische opleiding volg, het werk gaat gewoon door. Alle lof wil ik vooral toezwaaien aan personen als Heleen Staal en Lodewijk van Rhijn die steevast hun bijdrage leveren aan medische ontwikkeling in en buiten Nederland.”
“Een investering van vier jaren studie, zal nog zeker gedurende een periode van dertig jaren zijn vruchten afwerpen in Suriname. MUMC+ accomodeert artsen vanuit de hele wereld. Zo heb ik een cardioloog leren kennen uit Brazilië, meerdere studenten uit Italië, een Argentijnse collega, nog twee andere Surinaamse collega’s inclusief Nederlandse artsen. Zij komen ook allemaal in aanraking met de Nederlandse patiënt. Tot nu toe heb ik geen patiënten behandeld die het ‘Surinaams zijn’ of een andere afkomst als obstakel ervaren.”
En Staal vertelt: “Er valt veel te leren van de manier waarop er wordt omgegaan met andere achtergronden. Vooral om dat niet als een probleem te zien. We zetten stevig in op bewustwording. Ik denk dat collega’s uit Suriname de samenwerking met vrouwelijke orthopeden toejuichen. Vooral omdat ze in Suriname ontbreken. Sommige Surinaamse collega’s vinden het moeilijk om met Nederlands zorgpersoneel te moeten samenwerken. De bejegening werd soms als erg negatief ervaren. Daarom zijn we met artsen en verpleging een traject gestart met wederzijds respect voor elkaars achtergrond als leidraad. Met als insteek wat artsen en verpleging van elkaar mogen verwachten en dat respect voor elkaars achtergrond leidend moet zijn. Door gewenst en ongewenst gedrag te benoemen, kom je vroeg of laat tot een verantwoord en veilig werkklimaat.”
Volgens Jessurun kan het geen kwaad als artsen zich in het algemeen wat amicaler ten opzichte van hun patiënten opstellen. Dit gedrag vinden patiënten prettig. Eenmaal op hun gemak vertellen ze ook makkelijker wat hun klachten zijn. “Zelf maak ik ook grappen tijdens het spreekuur om het ijs te breken. Goede communicatie tussen arts en patiënt is de sleutel tot goede zorg. ‘Een goede arts is pas een goede dokter, als die ook een goed mens is’. Aldus het adagium van wijlen mijn grootvader.”
Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in de aanloop naar vijftig jaar onafhankelijkheid. Deze publicatie kwam mede tot stand door financiële steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Lira Auteursfonds Reprorecht'