Afbeelding

Ingang Staatsolie hoofdkantoor. Foto: © Zoë Deceuninck

Grote olievondsten voor de kust van Suriname: vloek of zegen?

Op dit moment baant zich een gigantische boor door de zeebodem van Suriname. Over enkele weken wordt bekend of het land een nieuwe olie-ontdekking aan haar lijst mag toevoegen. Inmiddels staat de teller al op acht. De verwachte olie-inkomsten kunnen Suriname voorgoed uit de armoede halen. Maar daarvoor moet er wel nog heel wat gebeuren.

Het zijn opwindende tijden voor Patrick Brunings, Offshore Exploratie Asset Manager bij Staatsolie, het Surinaams olie- en gasbedrijf. Zijn dagen bestaan vooral uit meetings en telefoontjes, maar de inzet is hoog. Er staan miljarden dollars op het spel.

Sinds de eerste olie-ontdekking voor de kust van Suriname in januari 2020 bevindt het ‘kleine’ Staatsolie zich plots tussen de ‘grote jongens’ van de olie-industrie. Van TotalEnergies, ExxonMobil en Chevron tot Shell en Petronas: alle grote bedrijven zijn tegenwoordig actief in Surinaamse wateren.

Zij werken hier onder toezicht van Staatsolie, die verantwoordelijk is voor het beheer van de hele olieketen in het land. “Wij moesten op heel korte tijd ons niveau opkrikken”, zegt Brunings, een vrolijke man van 58 jaar. “De internationale oliemaatschappijen hebben tientallen jaren ervaring en verschrikkelijk veel geld.” Maar de ambitie van Staatsolie is er niet minder om. “Ons doel is om een strategische partner te zijn voor de internationale oliemaatschappijen. Wij willen ze niet alleen monitoren, maar hen ook ondersteunen en met hen samenwerken”, licht Brunings een tipje van de sluier op.

Eerste offshore olievondst

Op 7 januari 2020 maakten het Amerikaanse oliebedrijf APA Corporation en haar Franse partner TotalEnergies de eerste grote olievondst in Surinaamse wateren bekend. Bij Staatsolie stond de champagne toen al koud in de koelkast. Het nieuws kwam niet als een verrassing.

“We zagen de trend in buurland Guyana, waar er steeds meer oliebronnen werden ontdekt richting Suriname”, verklaart Brunings. “Het was te verwachten dat wij ook olie zouden hebben. Maar je moet het wel vinden uiteraard.”

Patrick Brunings achter zijn bureau. Foto: © Corporate Communication Staatsolie
Patrick Brunings achter zijn bureau. Foto: © Corporate Communication Staatsolie

Drie maanden later schoten APA Corporation en TotalEnergies weer raak, en in juli 2020 opnieuw. “Dat het zo snel ging heeft ons wel verrast”, lacht Brunings. Inmiddels staat de teller op acht grote olievondsten. Ook Petronas, een Maleisisch energiebedrijf, schoot al drie keer raak in Blok 52, een zeegebied van 4750 vierkante meter voor de kust van Suriname. Het ontdekte hier zowel olie al gas.

Kort na de ontdekking van de tweede oliebron van APA Corporation en TotalEnergies in april 2020 werd Brunings aangesteld als ‘Exploration and Non Operated Ventures Asset Manager’ – kortweg offshore Exploratie Asset Manager. Het is Brunings’ taak om “de kennis van het bekken te vergroten” zodat de “exploratieactiviteiten gemonitord en beïnvloed kunnen worden”.

Veertig jaar geleden vertrok Brunings naar Nederland om werktuigbouwkunde te studeren aan de TU Delft, maar hij schakelde al snel over naar de studie Mijnbouw en Petroleumwinning. Hij kan zich het eerste bezoek aan de faculteit nog goed herinneren. “Het was net alsof ik in een Harry Potter omgeving terecht kwam. Een oud, bakstenen gebouw met een museum en grote ammonieten (spiraalvormige fossielen, red.) bij de ingang. Studenten renden over de gang, en er was een binnenpleintje achter glas met lood. Ik wist meteen: hier moet ik zijn”, zegt Brunings. Hij glundert nog steeds wanneer hij eraan terugdenkt.

Zijn nieuwe studiekeuze maakte Brunings met het oog op zijn carrière in Suriname. Want ondanks de leuke studentenomgeving had hij veel heimwee naar zijn geboorteland. Tijdens een vakantie in Suriname legde hij het eerste contact met Staatsolie. Destijds, we praten over 1993, was het Surinaamse olie- en gasbedrijf nog klein, met een productie van ‘slechts’ 7000 barrels per dag. De olie was afkomstig uit olievelden aan land, maar Brunings droomde toen al van een toekomst met oliewinning op zee.

Terug in Nederland koos hij voor de specialisatieopleiding petroleumwinning met veel ‘offshore vakken’. “Ik heb toen een gok gewaagd, en die is gelukkig goed uitgedraaid”, lacht Brunings. Na zijn studie kon hij in 1995 meteen aan de slag in Suriname.

In Nederland verklaarden ze hem allemaal voor gek, maar voor Brunings was het nauwelijks een keuze. “Suriname trok me gewoon. Ik moest terug”

“Het besluit om terug te komen naar Suriname nam ik op een warme dag in Nederland”, herinnert hij zich nog. “Ik zat op een terrasje in de zon, bij een kasteel waar ik op sightseeing was geweest. Het was even warm als in Suriname en alles stond in bloei. Het landschap leek bijna tropisch, maar ik was niet in Suriname. Ik zag geen srananman om me heen. Toen besefte ik: ‘In Nederland ga ik nooit helemaal thuis zijn’.”

En juist op dat moment nam Staatsolie contact met hem op.

“Het contract dat ze me aanboden was niet echt aantrekkelijk”, lacht Brunings. “Met mijn studentenbaantje in Nederland verdiende ik meer. Maar het werk, en vooral het land, trok me zo aan dat ik het toch heb aangenomen.” Hij liet zijn vrienden, volleybalteam en klein softwarebedrijfje achter zich en stak de oceaan over. In Nederland verklaarden ze hem allemaal voor gek, maar voor Brunings was het nauwelijks een keuze. “Suriname trok me gewoon. Ik moest terug.”

Patrick Brunings (links, met twee medewerkers). Foto: © Corporate Communication Staatsolie
Patrick Brunings (links, met twee medewerkers). Foto: © Corporate Communication Staatsolie

Voor de leeuwen gegooid

Bij Staatsolie werd Brunings voor de leeuwen gegooid. Dat gold voor iedereen die nieuw was in het bedrijf. “Het was direct een goede vuurproef”, zegt Brunings. Tijdens zijn eerste werkdagen moest hij de productieprocessen monitoren en optimaliseren. Daarvoor was hij vaak op de brommer in het productieveld. “De meeste mensen wisten wel welke pijpleidingen waar lagen, maar er was nog geen kaart van het leidingennet. Dat heb ik toen samen met een collega gemaakt en gedigitaliseerd. Iedereen was er zo blij mee”, vertelt Brunings. Hij kreeg al heel snel een leidinggevende positie in het bedrijf, mede dankzij zijn universitaire opleiding aan de TU Delft. “Staatsolie had echt behoefte aan wetenschappelijk kader”, zegt Brunings.

Vandaag geeft Brunings leiding aan zo’n 25 werknemers op het hoofdkantoor van Staatsolie. Dat is veel minder dan de 800 werknemers die hij aanstuurde in zijn vorige functie als Production Asset Manager in Saramacca, het district waar Staatsolie drie olievelden beheert. Maar de uitdaging is groot – en de inzet groter. Onder Brunings’ toezicht doet Staatsolie onderzoek naar olie en gas in de Surinaamse ondergrond. Want met alle opwindende activiteiten voor de kust, wil het bedrijf niet achter de feiten aan lopen.

De grote oliebedrijven waren niet meteen te porren om met zo’n klein bedrijfje uit Suriname om tafel te zitten over geotechnische zaken. Maar omdat Staatsolie specifieke data en kennis over het Surinaamse zeebekken vergaarde die de internationale oliebedrijven niet hebben, komen de bedrijven tot inkeer, vertelt hij. “Nu beginnen ze ons juist te benaderen om aan tafel te gaan zitten.”

Drukke tijden voor de kust

Er zijn inmiddels tien internationale oliemaatschappijen actief voor de kust van Suriname, en de interesse blijft groeien. In de afgelopen twee jaar heeft Staatsolie maar liefst zeven zeegebieden – zogenaamde ‘blokken’ – geveild aan verschillende oliebedrijven, een derde veiling loopt nog.

In Blok 58, waar TotalEnergies en APA Corporation al vijf ontdekkingen deden, staan er dit jaar nog twee boringen op de agenda, en ook in twee andere blokken zijn er de komende drie jaar plannen voor nieuwe exploratieboringen. In Blok 52, waar Petronas momenteel de Fusea-exploratieput aan het boren is, wordt tegelijk ook naar gas gezocht.

Ook iets dichter bij de kustlijn, in de zogeheten shallow offshore, ziet Brunings ‘heel mooie dingen’ gebeuren. Paradise Oil Company (POC), de dochteronderneming van Staatsolie die in 2005 werd opopricht, boorde hier in 2015 de eerste offshore putten. Maar midden in het traject moest Staatsolie de activiteiten stopzetten omdat de olieprijs kelderde. De moeite is echter niet verloren, want met de data van toen en de kennis van nu, wordt hier nu opnieuw naar olie gezocht.

In drie van de vier blokken in de shallow offshore is Staatsolie, via zijn dochteronderneming POC, veertig procent aandeelhouder. “Als we daar olie vinden is het hek echt van de dam”, zegt hij met twinkelende ogen. “Het is dichter bij de kust en in ondiep water, dus de kosten zijn vele malen lager. Dat maakt het enorm interessant.”

De grote bedrijvigheid voor de kust vormt een nieuwe kans voor Suriname om een welvarend land te worden. Voor het beheer en succes van de recente olieontwikkelingen rekent de regering – en bij uitbreiding geheel Suriname – op de ervaring, kennis en kunde van Staatsolie. Het bedrijf speelt een enorm grote rol in de economische ontwikkeling van het land. Met een ruwe olieproductie van 6,14 miljoen barrels en een omzet van 840 miljoen Amerikaanse dollar was Staatsolie in 2022 goed voor maar liefst een derde van de overheidsinkomsten. En haar (economisch) belang zal met de recente ontwikkelingen voor de kust alleen maar groter worden.

Alleen al aan het eerste project van TotalEnergies en APA Corporation in Blok 58 kan Suriname de komende jaren – afhankelijk van de olieprijs – ‘tussen de 16 miljard en 26 miljard dollar verdienen’, aldus Annand Jagesar, de huidige directeur van Staatsolie, eind 2023 op een persconferentie. De toekomstige oliedollars kunnen Suriname, waar 42 procent van de bevolking in armoede leeft, voorgoed uit de armoede halen.

Voor het hoofdkantoor van Staatsolie. Foto: © Zoë Deceuninck
Voor het hoofdkantoor van Staatsolie. Foto: © Zoë Deceuninck

Maar het hebben van natuurlijke hulpbronnen is nog niet hetzelfde als er profijt uit halen. Van alle landen die afhankelijk zijn van een extractieve industrie (industrieën die grondstoffen uit de aarde halen en verwerken, red.) lukt het slechts een kleine minderheid om de befaamde ‘grondstoffenvloek’ te ontwijken. Bij landen die ten prooi vallen aan de grondstoffenvloek leidt een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen tot corruptie en stagnatie of zelfs economische krimp. In plaats van een zegen, worden ze een vloek. Van de 23 landen in de wereld waar energie goed is voor 60 procent of meer van de export, is er bovendien niet één een ‘echte democratie’, blijkt uit onderzoek van Larry Diamon, een Amerikaanse politiek socioloog die lesgeeft aan de universiteit van Stanford.

Bij landen die ten prooi vallen aan de grondstoffenvloek leidt een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen tot corruptie en stagnatie of zelfs economische krimp

Er zijn maar enkele landen die de grondstoffenvloek grotendeels hebben kunnen vermijden. Botswana, ‘s werelds grootste producent van diamanten, Canada, een grote exporteur van aardgas en steenkool, Chili, ‘s werelds grootste koperproducent en Noorwegen met haar enorme olie- en gasreserves zijn de meest bekende. “Dat zijn landen die inzetten op een sterk wettelijk kader, sterke instituten en een faciliterend (investerings)klimaat”, zegt Dimitri Tjon Sie Fat, projectcoördinator bij Stichting Projekta, een Surinaamse NGO die zich onder meer richt op de versterking van het maatschappelijk middenveld.

Gebakken peren

In het kader van de offshore olie- en gasindustrie deed Projekta in 2023 onderzoek naar de hiaten in de Surinaamse wetgeving en in de capaciteitsprogramma’s van de overheid. Want de olie mag er dan aankomen, is Suriname er ook klaar voor?

Het korte antwoord is ‘nee’.

Op zowel het beheer van natuurlijke hulpbronnen, milieu, klimaatverandering, grondenrechten, inspraakmechanismen en gezondheid en veiligheid bij olie- en gasexploratie stelt Tjon Sie Fat een algeheel capaciteitsgebrek vast. Daarnaast is er op alle vlakken een gebrek aan visie, strategie en planning, transparantie en verplichting tot openbare rapporten en statistieken.

Ook in de wetgeving is er nog veel werk aan de winkel. Zo wordt er in verschillende wetten verwezen naar staatsbesluiten die nog niet zijn afgekondigd, zijn lege fondsen in het leven geroepen en is de wetgeving voor gezondheid en veiligheid zo verouderd dat ze inmiddels al is achterhaald.

“Suriname heeft op zoveel punten een goede startpositie”, zucht Brunings. “We hebben veel bos, een eigen waterkrachtcentrale, eigen olievoorraden en een creatief volk. Maar er zijn pijnpunten die wel rechtgetrokken moeten worden. Goed bestuur is een groot issue en dat kan ons veel pijn veroorzaken”, deelt Brunings zijn persoonlijke mening hierover. “Want olie raakt ook eens op, en als we als land zo doorgaan zitten we echt met de gebakken peren.”

Petprojecten

De miljarden dollars die straks binnenrollen uit de nieuwe offshore-industrie moeten daarom ‘direct’ geïnvesteerd worden in industrieën die niets met olie en gas te maken hebben, vindt Brunings persoonlijk. “We moeten voorkomen dat er een totale afhankelijkheid komt op de olie-industrie”, waarschuwt hij. De levensduur van het eerste olieproject dat TotalEnergies en APA Corporation in Suriname willen ontwikkelen is ‘slechts’ 15 tot 20 jaar.

“Suriname moet nu al een plan hebben waar ze met het geld naartoe wil”, vervolgt Brunings. “Dat is misschien nog wel de grootste uitdaging voor Suriname: hoe ver durven we vooruitkijken? Welke sectoren willen we over 25 jaar ontwikkeld hebben? Waar moeten we in investeren? Als we dat niet eerst vastleggen, gaat het geld gebruikt worden voor allerlei petprojecten zonder gemeenschappelijk doel. Dan zullen we op het eind van de rit niets hebben overgehouden aan al de olie-inkomsten”, zegt Brunings, die er niet gerust op is.

Patrick Brunings in het hoofdkantoor van Staatsolie
Patrick Brunings: “Hoe goed durven we vooruitkijken?” Foto: © Zoë Deceuninck

“De regering heeft nauwelijks ruimte om het hoofd boven water te houden, dus ik begrijp dat het lange termijn plaatje niet hoog op de agenda staat. Maar het moet wel gebeuren”, zegt Brunings.

Suriname 2050

Al twee jaar komt hij daarom geregeld samen met elf andere vooraanstaande Surinamers om te brainstormen over de vraag ‘Hoe moet Suriname er in 2050 uitzien?’. Deze ‘denktank’ heeft nog geen naam en bestaat officieel ook niet, maar is een kleinschalig initiatief dat moet uitgroeien tot een landelijk gedragen plan. “Surinamers hebben een gezamenlijke uitdaging nodig. En elke regering die aan de macht komt hou je daar verantwoordelijk voor.”

“Ik wilde niets liever dan een bijdrage leveren aan de opbouw van mijn land, en ik ben blij dat dat gelukt is”

Deelname aan de denktank is volledig in lijn met Brunings zijn eigen levensvisie, die in het teken staat van de ontwikkeling van Suriname. “Ik wilde niets liever dan een bijdrage leveren aan de opbouw van mijn land. Al tijdens mijn studieperiode heb ik er altijd van gedroomd te kunnen werken in de offshore, en dan het liefst in Suriname.  Ik ben blij dat dat gelukt is”, zegt Brunings. “Staatsolie is nu echt een speler in het internationale oliegebeuren. Het is alleen jammer dat ik nu het einde van mijn carrière nader. Ik had hier nog tien jaar van willen genieten”, lacht hij. “Maar misschien kan ik nog op een andere manier mijn bijdrage leveren.”

Waarom boekt Staatsolie wél succes?

Suriname telt meer dan honderd staatsbedrijven, maar er is er eigenlijk maar één die er echt toe doet in de boekhouding. Staatsolie, dat in 1980 is opgericht tijdens de militaire dictatuur, is al 44 jaar een vast begrip in de Surinaamse maatschappij. In de tussentijd gingen alle andere belangrijke staatsbedrijven over de kop, waaronder het rijstbedrijf, de houtmaatschappij, de scheepvaartmaatschappij, de suikerfabriek, de kartonnendozenfabriek, het bananenbedrijf en de Nestle-fabriek die Suriname bij de Onafhankelijkheid in 1975 van Nederlands bestuur had overgenomen. Maar Staatsolie boekte wel succes.
Volgens exploratiemanager Brunings heeft dit verschillende oorzaken, te beginnen bij het begin, in 1980. “Vanaf toen zijn de juiste structuren en de juiste attitude gezet”, vertelt Brunings. “Het personeel houdt verschrikkelijk veel van het bedrijf. Er is vertrouwen dat we onze dromen kunnen realiseren.” En misschien nog wel de belangrijkste: “Toegang tot geld is doorgaans geen issue bij Staatsolie. Onze ontwikkeling wordt er niet door geremd. De grondstof waarmee we handelen levert genoeg dollarinkomsten op.” Hierdoor kan Staatsolie steeds in het bedrijf blijven investeren – ook als de waarde van de Surinaamse munt keldert, zoals gebeurde tijdens de economische crisis in de jaren tachtig en de huidige crisis, die begon in 2015. “Staatsolie investeert in zijn mensen, in opleidingen, faciliteiten en in onderhoud”, besluit Brunings.

Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in de aanloop naar vijftig jaar onafhankelijkheid. In 2024 ligt de focus op financiën. Voor meer informatie, bezoek onze website www.surilines.nl. Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Fonds