Dieptepunt voor gezondheidszorg in Suriname
Berichten over gebrek aan medisch materiaal, uitgestelde operaties en stakend zorgpersoneel zijn in Suriname al langer dan twintig jaar orde van de dag. Nederland investeerde al miljoenen in de sector. Met vier dode baby’s op de teller eind juli bereikt Suriname een nieuw dieptepunt. Hoe kon het zover komen?
Pasgeboren baby’s worden bij de moeder gelegd om te sterven. In het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) is er geen plaats meer op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU), de IC voor te vroeg geboren of zieke baby’s. Door een gebrek aan verpleegkundigen draait het grootste ziekenhuis van Suriname op halve kracht.
“De neonatale IC heeft normaal een capaciteit van tien bedden”, vertelt Claudia Marica-Redan, directeur van het AZP. “Nu zijn dat er nog maar vijf. Als we vol zijn, zijn we vol. We kunnen niet anders.” Doorverwijzen naar een ander ziekenhuis is geen optie: het AZP is het enige ziekenhuis in Suriname met een NICU.
De directie van het AZP stuurde begin deze maand een brief naar het Ministerie van Volksgezondheid. Pas twee weken later, na het overlijden van twee baby’s, kreeg de directie antwoord en werd ze uitgenodigd voor een gesprek met de minister.
Het was niet de eerste noodkreet die uit de NICU kwam. Al in maart trokken kinderartsen aan de bel. Ze organiseerden zelfs een eigen inzamelcampagne. Het Ministerie van Volksgezondheid maakte toen 500.000 euro vrij voor de aanschaf van apparatuur. Maar zonder handen aan het bed wordt er niet gewerkt.
Wegtrekkend zorgpersoneel is in bijna elk Surinaams ziekenhuis met stip bovenaan het grootste zorgpunt. Vooral gespecialiseerde verpleegkundigen verruilen steeds vaker hun baan in Suriname voor één in Nederland of het Caribisch gebied, waar de arbeidsomstandigheden beter zijn.
Loonsverhoging
Het wegtrekken van verpleegkundigen is al jarenlang een probleem in Suriname. Maar voor het eerst zijn de gevolgen ervan zo dramatisch. “Het heeft nog nooit geresulteerd in doden, zoals nu. De trek was er, maar ze was niet zo groot”, zegt Robert Brohim, deskundige in zorgmanagement. Hij is ervan overtuigd dat met een hoger salaris het zorgpersoneel niet meer (in zo grote getale) zal vertrekken.
Verpleegkundigen vragen al jaren om een loonsverhoging. Recentelijk gaf de regering – met moeite – een verhoging van 17 procent. Het zorgt nauwelijks voor verlichting: sinds 2017 zijn de prijzen in de winkel met 370 procent gestegen. Ook het ligdagtarief voor alle ziekenhuizen ging omhoog, maar het is nog steeds niet genoeg om de ziektekosten te dekken, laat staan het salaris van verpleegkundigen te verhogen.
Marica-Redan: “Er moet een gedegen plan komen. De regering beseft dat het tijd is voor hervormingen. Men heeft daarvoor ondersteuning gevraagd aan Nederland.”
Marc Sprenger, voormalig directeur van het RIVM in Nederland, is op vraag van Suriname in 2020 door de Nederlandse regering uitgezonden om de volksgezondheidsector in Suriname te helpen ontwikkelen.
Het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken gaf Suriname ook een steunpakket van 6 miljoen euro voor het bestrijden van de coronacrisis.
Nederlandse miljoenen
Al sinds de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 voorziet Nederland in (financiële) hulp voor de Surinaamse gezondheidszorg. Toen kwamen beide landen overeen dat Suriname ongeveer 3,5 miljard gulden (1,59 miljard euro) zou krijgen om het land te ontwikkelen. Deze zogenaamde Verdragsmiddelen zouden worden ingezet op basis van overleg tussen Suriname en Nederland.
Tussen 1988 en 2000 ging er 128 miljoen Nederlandse gulden – 58 miljoen euro – naar de gezondheidssector, het op een na meeste geld uit de Verdragsmiddelen.
1988 was ook het jaar dat de medische staf van het AZP een persconferentie hield over de problemen binnen het ziekenhuis, zo leert een greep in het Nationaal Archief Suriname. “We voelen ons niet veilig in de operatiekamer, en kunnen daarom ook niet garant staan voor de veiligheid van de patiënt.”
Destijds lagen de werkzaamheden bij de EHBO stil wegens een gebrek aan medisch specialisten. Ook de twee ambulances die het ziekenhuis had waren in zo’n slechte staat dat ze niet gebruikt konden worden: de een kon niet achteruitrijden, bij de ander werkten de remmen niet.
Een jaar later, in 1989, organiseerde De Moederbond het seminar ‘Gezondheidszorg in het kader van de Nationale ontwikkeling’. Voorzitter Fred van Russel sprak over “een precaire situatie” en sprak zijn “ernstige zorgen” uit over de toekomst van de gezondheidszorg.
In 1994 was zeventig procent van de apparatuur in het AZP kapot.
‘Verkapte vormen van begrotingssteun’
Sindsdien zijn er tientallen, zo niet honderden, onderzoeksrapporten gemaakt, studies uitgevoerd, plannen geschreven, lezingen en seminars gehouden. In 1991, 2000, 2006 en 2016 werden Health Sector Assessments en Health Accounts gemaakt met ondersteuning van de Inter-American Development Bank. In 2014 publiceerde de Vereniging van Verpleegkundige in Suriname een duurzame aanpak van de opleiding tot verpleegkundige. Het Ministerie van Volksgezondheid heeft verschillende sectorplannen geschreven, inclusief strategieën, doelstellingen, concrete actiepunten en beschikbare middelen – veelal afkomstig van externe ontwikkelingspartners zoals Nederland.
Maar de Verdragsmiddelen gingen vooral naar vervangingsinvesteringen van ziekenhuizen, geneesmiddelen en medische benodigdheden. ‘Verkapte vormen van begrotingssteun’, worden deze uitgaven genoemd in het rapport ‘Een Belaste Relatie’, een analyse van Dirk Kruijt en Marion Maks over 25 jaar ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname.
Afbeelding
Ruim de helft van de Nederlandse Verdragsmiddelen kwam ter beschikking van het zogeheten RLA-project (Regeling Laagfrequente Aandoeningen). Met deze regeling werden Surinaamse patiënten die niet in Suriname behandeld konden worden doorverwezen naar Nederland.
Ook het Sint Vincentiusziekenhuis in Paramaribo werd opgeknapt met (gedeeltelijk of volledig) Nederlands belastinggeld. Het AZP kreeg een radiotherapeutisch centrum en met geld van de Europese Gemeenschap stond er in 1978 zelfs even een ‘farmaceutische fabriek’ in Suriname waar kortstondig pillen, tabletten, poeders, zalven en injectievloeistoffen werden gemaakt.
Van duurzame projecten was weinig sprake. ‘In de periode 1975-2000 is niet duidelijk geweest wat de lange termijneffecten van de hulp hadden moeten zijn’, schrijven Kruijt en Maks in hun rapport. De onderzoekers spreken van ‘grote verscheidenheid’ aan projecten ‘zonder duidelijk samenhangend doel’.
De oplossing
In 2001, na ruim 25 jaar financiële steun uit Nederland, bereikt de Surinaamse gezondheidszorg een nieuw dieptepunt. Tijdens een bezoek van een delegatie van de Nederlandse Tweede Kamer in Nederland aan Suriname wordt geconstateerd dat ‘een gebrek aan deskundige managers, een gebrek aan expertise onder huisartsen en verpleegkundigen en de uittocht van medici en verpleegkundigen naar het buitenland’ de grootste problemen in de Surinaamse gezondheidszorg zijn.
‘Verhoging van de honoraria zal vermindering van het aantal wegtrekkend zorgpersoneel tot gevolg hebben. Daarnaast moeten er meer mensen worden opgeleid. Dat zal de druk ook verminderen.’
Toen werd besloten de ontwikkelingssamenwerking af te bouwen, stelde Nederland tussen 2005 en 2010 nog eens 10 miljoen euro beschikbaar voor het ‘sectorfonds gezondheidszorg’, onder supervisie van de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Een deel van dit geld kwam uit de overblijvende verdragsmiddelen, aangevuld met middelen van de Nederlandse nationale begroting. Het geld werd gebruikt voor – onder meer – een nieuw computersysteem voor Stichting Staatsziekenfonds, het renoveren van de gebouwen van het Bureau Openbare Gezondheidszorg en de keuken van het AZP.
Incidenteel
Tussen 2008 en 2016 werd er ook nog zo’n 5 miljoen euro toegekend aan 43 projecten in de sector ‘Zorg en Welzijn’ via de nieuw opgerichte Twinningfaciliteit Suriname – Nederland. Deze ‘opvolger’ van de Verdragsmiddelen richt zich op de samenwerking van maatschappelijke organisaties tussen beide landen, niet de overheidsrelaties. De derde termijn van de Twinningfaciliteit (2017-2021) wordt momenteel geëvalueerd.
Vandaag zijn we ruim twintig jaar en vijftien miljoen euro verder, maar de druk is nog niet verminderd.
Brohim: “Het enige wat we uit Nederland hebben gehad is incidentele steun om de zaak draaiende te houden. Dat is belangrijk en wordt geapprecieerd. Maar zonder de zaak structureel te verbeteren zitten we vast in die vicieuze cirkel. Geld op zich voert niets uit. Het zijn mensen die uitvoeren. Al heb je de mooiste plannen, als je de mensen niet hebt om aan te sturen komt er niets van terecht.”
Binnen de Surinaamse landsgrenzen krijgt de zorgsector niet de aandacht die het nodig heeft. In 2018 ging slechts 6 procent van het Bruto Nationaal Product naar volksgezondheid. (In de meeste ontwikkelingslanden is dat 11 procent.) Maar 0,4 procent van de middelen ging naar onderwijs en opleiding. Ondertussen werd het collegegeld voor studenten in de (enige) driejarige opleiding tot verpleegkundige dit jaar met 495 procent verhoogd.
Meer geld en kennis uit Nederland zal volgens Brohim het verschil niet maken. Hij stelt voor dat Suriname eerst binnen de eigen landsgrenzen de juiste prioriteiten stelt alvorens het een beroep doet op het buitenland voor assistentie.
Verpleegkundigen importeren
De directie van het AZP heeft de Minister van Volksgezondheid – opnieuw – opgeroepen de salarissen voor de verpleging te verhogen, waardoor gekwalificeerd personeel minder (snel) wegtrekt naar het buitenland. “Vorig jaar hebben we 190 mensen zien vertrekken, waarvan zeker honderd verpleegkundigen. Een groot deel is naar het buitenland. Vijf van onze operatiekamerassistenten zijn naar Nederland. Dat heeft direct impact op onze dienstverlening”, zegt Marica-Redan.
Van de zes operatiekamers in het AZP zijn er momenteel maar drie operationeel. “Het verpleegkundig team dat achterblijft raakt oververmoeid”, zegt Marica-Redan. Er wordt overwogen om de NICU volledig te sluiten.
Het ministerie heeft voorgesteld om op kort termijn via Cuba, Nederland of de Filipijnen een aantal NICU-verpleegkundigen te werven.
“Het is toch belachelijk dat wij verpleegkundigen moeten importeren”, zegt Brohim. “We kunnen dat geld beter gebruiken om het salaris van de NICU-verpleegkundigen die hier nog zijn verhogen, om te voorkomen dat ze straks ook niet weggaan. De oplossing om mensen uit het buitenland te laten halen kost niet alleen meer geld, het is ook niet duurzaam.”
In 2013 werden al Filipijnse verpleegkundigen aangetrokken om het tekort in Surinaamse ziekenhuizen op te lossen. In 2019 kwam er een groep van dertig Cubaanse verpleegkundigen bij. Zowel de Filipijnse als de Cubaanse werkkrachten zijn inmiddels weer vertrokken. De Filipijnen vertrokken op eigen initiatief, de Cubanen werden eind 2020 weggestuurd door de nieuw aangetreden regering. Die had de overeenkomst met de Cubaanse artsen beëindigd omdat die ‘budgettair nadelig uitpakte’.
Afgelopen mei kwam de minister op zijn woorden terug en werd opnieuw een groep Cubaanse gezondheidswerkers naar Suriname gehaald. Dit na klachten over het schrijnend tekort aan zorgpersoneel in Suriname.
Brohim: “Ik vraag me af wanneer wij een beetje eigenwaarde gaan krijgen en op eigen benen gaan staan. We zijn al hoelang onafhankelijk?”
46 jaar.
Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in de aanloop naar vijftig jaar onafhankelijkheid. Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Lira Auteursfonds Reprorecht.