De kennismaking met mijn opa
Ramona Coëlho deed als onderdeel van het Project Memre, onderzoek naar haar verleden, met als vertrek en eindpunt haar opa, Fred Ormskerk. Met Project Memre doen AFRO Magazine en haar moederstichting Bigi Bon een poging om nooit vertelde verhalen uit de onaangeroerde schatkist van de Zwarte gemeenschap, uit de vergetelheid te lichten en de narratief over de gemeenschap te beïnvloeden. Ramona's verhaal dat uit meerdere delen bestaat, is daar één van.
Door Ramona Coëlho
Ik ben op zoek naar interessante en mooie verhalen uit mijn familiegeschiedenis. Het voelt goed om deze te mogen vastleggen."
Ik was zeven jaar oud en mijn moeder vertelde mij groot nieuws: “Je opa komt ons opzoeken hier in Amsterdam!” Oh yess! Ik was blij. Het leek alsof ik een cadeau kreeg. Eindelijk ga ik mijn andere opa ontmoeten.
Het was een zaterdag. s’ Ochtends vroeg al kwam Tante Dulcy bij ons met Jermaine op bezoek. Tante Dulcy en mijn moeder begonnen te koken en koeken te bakken. Het was volgens mij begin lente en lekker weer. Wij woonden toen aan de Orteliusstraat in Amsterdam west, vlakbij het Rembrandtpark. Jermaine en ik mochten buiten spelen.
We gingen automatisch naar ’t Landje, zo'n jongereneiland in het park waar je van alles kon doen. Van hutten en vlotten bouwen tot en met pottenbakken, knutselen en paardrijden. Jermaine en ik waren de tijd vergeten zodanig dat tante Dulcy ons moest komen halen. Het was allang 15:00 uur geweest. En ze zei: ‘jullie opa is er!’ We waren razend. We liepen heel snel naar huis.
En ja, daar stond hij in de woonkamer op ons te wachten. Ik rende de treden op tot drie hoog. Ik maakte kennis met hem. Voor mij een spannend moment.
Jermaine liep op zijn gemak de trappen op. Hij had een legerachtige groene jas aan met een riem eromheen. Opa Fred keek lachend naar hem en vroeg: Suma n'a p'kin surdati disi dan?!
Mijn moeder en tante schaterden in een lachbui.
Wij hebben kennis gemaakt en hij vroeg of we plezier hadden met spelen en wat we op ’t Landje hebben gedaan. Toen Jermaine en ik op ’t Landje waren had mijn moeder hem natuurlijk erover bijgepraat. Hij wilde weten waar dat ‘ding’ precies is.
Hij luisterde aandachtig wat wij deden met een glimlach en gelijktijdig wat afstandelijkheid. Hij was heel anders dan mijn opa Joseph, niet alleen in uiterlijk maar in zijn hele doen en laten. Wel een knappe goed geklede man. Heel erg stijlvol. Een beige hemd en een mooie lichtbruine broek met bijpassende donkerbruine gelakte schoenen. Nu weet ik van wie mijn moeder ook dat gevoel voor mode heeft!
Deze foto heb ik gemaakt tijdens de eerste kennismaking aan de Orteliusstraat in Amsterdam
Verder had ik niet veel gesproken met hem. Hij was meer in gesprek met zijn dochters en ik deed niets anders dan hem observeren. Af en toe een knipoog en een glimlach naar mij en Jermaine terwijl wij met Lego speelden. Opa Fred bleef tot begin in de avond want hij moest nog een end weg naar huis. Mijn vader heeft hem naar Centraal Station gebracht zodat hij de trein terug kon pakken richting Ermelo. Daar woonde hij.
De volgende dag had ik het bijna de hele dag met mijn moeder over hem. En ik bleef maar zeggen vol trots: Hij ziet er goed uit. En hij is gewoon bij ons thuisgekomen! Zo leuk! En wauw hij was gewoon een militair! Mijn moeder corrigeerde mij direct en zei vol trots als een pauw:
Neehee, Fred Ormskerk is niet gewoon een militair, hij was sergeant en hij is geridderd in Oranje van Nassau.
Voor het eerst zei mijn moeder iets positiefs over hem.
Ik: “Ohw gaaf! Ik wist niet eens wat het betekende maar hoe mijn moeder het op een deftige manier vertelde en hoe zij de woorden Oranje en Nassau benoemde, daaruit maakte ik op dat het wel iets triomfantelijks moest zijn.
Ik was zeven jaar oud toen ik opa Fred voor het eerst heb ontmoet; ongeveer een jaar voor zijn dood.
Fred Ormskerk, Bikkel, was sergeant, een Surinamer. Zijn moord in Paramaribo in 1980 is nooit echt uitgezocht.
Foto Ramona: Jefren Mesa