Afbeelding

heroes

De helden die zich verzetten tegen slavernij

Vandaag is Keti Koti, maar weet je wat we vandaag herdenken? Ken jij de helden uit de slavernij? Mensen die al lang voordat slavernij was afgeschaft, wisten dat zij geen slaven hoorden te zijn, en wegliepen van de slavenkampen waar ze gedwongen werden te werken voor de rijkdom van Europa. En die dan vanuit de vestigingen die zij oprichtten in het bos, het koloniale systeem dat hun onderdrukte gingen aanvallen. Dat gebeurde niet alleen in Suriname, maar ook op andere plekken waar men Afrikanen naartoe bracht om als slaven te werken. Maak vandaag maak kennis met enkele: welke van hen kende je al? Weet je er nog meer? 

Tula werkt aan het eind van de 18e eeuw als slaaf op plantage Kenepa, net als de voorouders van Olivier.

Anders dan in Suriname, is er op het eiland Curaçao geen achterland waar tot slaaf gemaakte mensen naartoe kunnen vluchten. Sommigen vluchten met een bootje naar Venezuela. Maar de meesten kunnen nergens heen.

TULA

Tula protesteerde tegen het onrecht dat slaven door hun meesters werd aangedaan en streefde naar vrijheid en gelijkheid. Hij sprak zijn medeslaven toe en nam het initiatief om op 17 augustus 1795 samen met ongeveer veertig tot vijftig medeslaven het werk neer te leggen en naar zijn eigenaar Casper Lodewijk Van Uytrecht te gaan om voor hun vrijheid te pleiten. Dit was het begin van de grootste slavenopstand in de geschiedenis van de Nederlandse Antillen. Onder Tula's leiding trokken rond de tweeduizend slaven op naar de gouverneur in Willemstad.

Op 18 september 1795 werd Tula verraden door een medeslaaf van Caspar Lodewijk van Uytrecht en ter dood veroordeeld nadat hij de valse verklaring had moeten afleggen dat zijn eigenlijke doel was om alle witte mensen op het eiland te vermoorden. Na langdurige martelingen bekende Tula dat hij zich had laten inspireren door de Franse revolutie en de bevrijding van de slaven op Haïti. Hierdoor zou hij vinden dat op Curaçao de slavernij afgeschaft moest worden door de overheersing van witte mensen omver te werpen en zelf de regering over te nemen.

Op basis van deze gedwongen uitspraken werd Tula ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Hij werd vastgebonden aan een kruis, waarna vanonder zijn botten werden gebroken met een ijzeren staaf (levend geradbraakt), daarna werd zijn gezicht geblakerd (verbrand) met fakkels en vervolgens werd hij onthoofd. Zijn hoofd werd op een stok gezet en diende vervolgens als afschrikmiddel op het galgenveld. De rest van het lichaam werd stenen verzwaard in zee gegooid.

Ma Pansa was een totslaafgemaakte Afrikaanse vrouw, die in het midden van de 18e eeuw als slaaf op een slavenkamp werkte in het kustgebied van Suriname. Ze was de eerste die rijst introduceerde in Boven-Suriname. Ze verstopte de rijstkorrels in haar vlechten. Haar voorbeeld zou in Suriname worden nagevolgd en er zijn in het land verschillende rijstsoorten te vinden die hun oorsprong kennen in de tijd van de slavernij.

Ma Pansa is de stammoeder van vele Pansa’s in het Brokopondogebied, zoals te Balingsoela en Bendekonde. Toen Ma Pansa in de slaventijd met haar man Adjako wegvluchtte van de plantage, verstopte zij rijstkorrels in haar dikke vlechten, zodat ze die kon planten als ze in het binnenland aankwam.

4H1IbY6PGIk">

lohkay

Lohkay was een trotse en moedige vrouw die het barbaarse slavernijsysteem op Sint Maarten door haar moed en vastberadenheid trotseerde. Slavinnen die niet bang waren om terug te antwoorden werden door hun meesters "onbeschaamd" en "slecht" genoemd; maar hun tongen waren hun belangrijkste en krachtigste wapen om het onrecht op de plantage tegen te gaan.

Toen het leven in onderdrukking ondraaglijk werd is ze weggelopen, maar haar zoektocht naar vrijheid werd afgebroken toen ze werd opgejaagd en heroverd. Ze brachten haar terug naar de plantage, waar men haar sloeg en een van haar borsten werden afgesneden. Ze werd bekend als "One-Tété Lohkay" en ze werd gewaarschuwd dat als ze ooit weer zou weglopen, HAAR ANDERE BORST VAN HAAR LICHAAM ZOU WORDEN GESNEDEN!

Het afsnijden van de borsten van zwarte vrouwen die wegliepen of betrokken waren bij opstanden, was niet ongebruikelijk ten tijde van slavernij. Lohkay werd verzorgd door de "bosdokter" van de plantage, die de kruidengeneesmiddelen; toen stond ze op van haar ziekbed, niet ineengedoken, maar nog meer vastbesloten om vrij te zijn.

En toen is One-Tété Lohkay weer weggelopen! Ze bleef vrij, en ze plunderde de plantages in de buurt voor voedsel en goederen. En vooral om haar mensen te bezoeken! 

One-Tété Lohkay is vereeuwigd op Sint Maarten met een standbeeld op de rotonde bij het ziekenhuis.

Wist je trouwens dat Sint Maarten de enige voormalige kolonie van Nederland is, waar slavernij al vóór 1863 was afgeschaft? Frankijk schaftte de praktijk al op 27 mei 1848 af in Franse koloniën, inclusief op het Franse deel van het eiland, waardoor totslaafgemaakten van het Nederlandse deel vluchtten naar vrijheid aan de Franse kant. Aan de Nederlanders zag men zich toen genoodzaakt om het ook daar te beeindigen. 

Volgens de overleveringen zou Boni's vader een Nederlander zijn geweest die zijn moeder, een totslaafgemaakte Afrikaanse vrouw als minnares had en daarna verstootte. Zwanger vluchtte zij van plantage Barbakoeba (ook wel bekend als Anna's Zorg) het bos in, naar de Marrons.

boni

Daar, bij de Cottica-Marrons, werd Boni geboren. In 1765 werd hij de leider van de groep die bekend zou worden onder zijn naam: 'Boni's'; ze worden nu de Aluku genoemd. Hij trainde zijn mensen tot geduchte vijanden van de kolonisten. Zij opereerden eerst vanuit hun nederzetting Libia. Nadat deze ontdekt was door het koloniale leger in maart 1771, verhuisden ze naar Fort Boekoe dieper in het oerwoud, een versterkte nederzetting omringd door een palissade en gelegen in de moerasachtige omgeving in de kuststreek van Commewijne. Boekoe betekent vergaan tot stof.

Door de successen van Boni en zijn strijders sloten ook andere slaven die wisten te vluchten zich bij hen aan. Bekende medestrijders van Boni waren Baron en Jolicoeur.

Boni ging nog zestien jaar door met zijn strijd tegen de kolonisten. Uiteindelijk werd hij door verraad op 19 februari 1793 gedood door Bambi Kukudyaku, een Aukaanse kapitein, onder grote druk van de in 1790 tot gouverneur benoemde Jurriaan François de Friderici. Bambi zou het hoofd van Boni hebben afgehakt maar zou dit in de Marowijnekreek kwijtgeraakt zijn. De stroomversnelling waar dit gebeurde werd naar hem genoemd: Boni Doro, hetgeen betekent “Boni is aangekomen”

cuffy.

Cuffy was aanvoerder van een slavenopstand van meer dan 2500 slaven in de Hollandse kolonie Berbice (in het huidige Guyana) in 1763. Cuffy was van Akan-afkomst. Hij werd in West-Afrika geboren en vandaar door de WIC naar Berbice verhandeld. Daar werkte hij op de plantage Lelienburg. Cuffy is een nationale held van Guyana, met een standbeeld in het midden van de hoofdstad Georgetown. 

Op 23 februari 1763 kwamen de Afrikanen in het gebied in opstand onder leiding van Cuffy, Cosala, Accabre, Atta, Akara en Goussari. In die tijd telde de hele kolonie slechts 346 witte mensen (mannen, vrouwen en kinderen) en 3833 Afrikanen. Vrijwel alle witte mensen ontvluchtten hun plantages, richting het noorden. Ongeveer 40 van hen vonden de dood.

De opstandelingen hielden het grootste deel van Berbice gedurende tien maanden bezet. Plantages werden verwoest, huizen verbrand en suikermolens onklaar gemaakt. Vanuit plantage Lelienburg vielen Cuffy en zijn mensen andere plantages aan. Verdeeldheid onder de rebellen en de aankomst van versterking voor de Nederlanders leidden ertoe dat de opstand uiteindelijk werd neergeslagen.

Kort daarna pleegde Cuffy zelfmoord.

Toussaint-L'Ouverture was generaal en leider van de Haïtiaanse Revolutie, die leidde tot de afschaffing van de slavernij en de onafhankelijkheid van de Franse kolonie Saint-Domingue als de republiek Haïti. Haiti werd hiermee de eerste vrije republiek in het Westelijk Halfrond, maar moest Frankrijk tot vroeg in de 21ste eeuw nog miljarden aan compensatie betalen, waardoor het land ook nog het armste land werd op het Halfrond.

Toussaint

Louverture was de zoon van een Afrikaanse prins van Arada (Fon)-afkomst. Hij werd geboren als ancien libre (vrijgemaakte slaaf) op de plantage Bréda in Haut de Cap, nabij Cap Français, nu Cap-Haïtien, in het noorden van de Franse kolonie Saint-Domingue.

Louverture voegde zich bij het Spaanse leger en formeerde 4000 voormalige slaven tot een guerrilla-eenheid. Nadat Frankrijk in 1794 de slavernij had afgeschaft en alle Saint-Dominguecanen gelijkheid had verleend, sloot Louverture zich aan bij de Fransen en vocht hij met zijn guerrillatroepen tegen de Spanjaarden en Britten, die met een leger van 10.000 man de Franse kolonie probeerden te veroveren. In 1795 had Louverture een groot deel van Saint-Domingue in handen en hij werd vier jaar later de feitelijke heerser van heel Saint-Domingue.

Op 22 mei 1799 tekende hij handelsverdragen met de Britten en Amerikanen. Vervolgens viel hij, tegen de wens van de Franse eerste consul Napoleon Bonaparte, het Spaanse deel van het eiland (Santo Domingo nu de Dominicaanse Republiek) aan, veroverde het in 1801 en bevrijdde de slaven.

Louverture had nu de macht over heel Hispaniola en liet een grondwet aannemen waarbij hij tot gouverneur-generaal voor het leven werd benoemd. Napoleon stuurde toen zijn zwager Charles Leclerc naar Hispaniola om met zo'n 30.000 soldaten de rebellen te verslaan. Op 7 mei tekende Louverture een vredesverdrag met de Fransen (op voorwaarde dat de slavernij niet opnieuw zou worden ingevoerd) en trok zich terug naar zijn boerderij bij Ennery. Drie weken later liet Leclerc echter Louverture en zijn familie gevangennemen en naar Frankrijk deporteren. 

Hij arriveerde in Frankrijk op 2 juli 1802 en werd op 25 augustus naar Fort de Joux in Doubs gestuurd, waar hij werd gevangengezet en verhoord. Op 8 april 1803 overleed hij daar aan longontsteking.        

Afbeelding

broos

Broos (1821-1880) was een 19e eeuws Surinaams vrijheidsstrijder. Hij was de leider van de zogeheten Bakabusi Sama of 'Brooskampers', een groep marrons die zich rond de afschaffing van de slavernij in 1863 vestigden in het plaatsje Rorac.

Bakabusi Sama betekent letterlijk 'de mensen achter het bos'. Zij leefden in het bos ver verwijderd van de plantages waarvan zij eerder waren weggevlucht. Hun leefgebied, ook wel genoemd Kaaimangrasi, was niet of nauwelijks bereikbaar voor gewapende kolonisten op zoek naar hen. De eerste marrons woonden hier al vanaf 1740. De Bakabusi Sama hebben menigmaal strijd geleverd met de witte kolonisten en plantagehouders.

Het kamp van Broos lag in de uitgestrekte moerassen aan de bovenloop van de Surnaukreek, een zijtak van de Surinamerivier. Broos is de enige Surinaamse vrijheidsstrijder waarvan een foto is gemaakt (die althans bewaard is gebleven). De zwart-witfoto dateert waarschijnlijk van 1862 toen Broos in Paramaribo was om een vredesovereenkomst te sluiten met Gouverneur-Generaal Van Lansberge. Het is toen dat hij van overheidswege zijn kapiteinstitel ontving en Rorac, een reeds lang verlaten suikerplantage, officieel kreeg toegewezen.

nany

Jamaica was voor de komst van de Spanjaarden bewoond door Inheemsen. Jamaica bleef daarna bijna 150 jaar een Spaanse kolonie, totdat de Britten het eiland in 1655 veroverden en Jamaica onderdeel uit ging maken van het Britse Rijk.

Als gevolg van de verovering van Jamaica door de Britten vluchtten veel Spaanse kolonisten van het eiland. Zij lieten hierbij hun slaven achter, waarvan een deel de Jamaicaanse binnenlanden invluchtte. De Britten gingen deze gevluchte Afrikanen aanduiden als Maroons, een verbastering van het Spaanse cimarrón, wat iets betekende als ‘de vluchtelingen in de bergen’.

De Maroons hebben op Jamaica twee onafhankelijkheidsoorlogen ontketend: De First Maroon War (1720-1739) en de Second Maroon War (1795-1796). Een belangrijke Maroonleider was Grandy Nanny. Nanny was de leider van de Windward Maroons. Haar gezicht staat op het biljet van 500 Jamaicaanse dollars, dat ook een Nanny wordt genoemd. in Moore Town, Portland, Jamaica, staat er een monument van Nanny