Afbeelding
De school van Bigison ziet er nu nog zeer verwaarloosd uit
De school van Bigison ziet er nu nog zeer verwaarloosd uit
Tekst: Euritha Tjan Way en Audry Wajwakana
Beeld: Audry Wajwakana en Rossiano Toto
Het is hotsen en botsen over het karrespoor dat eindelijk is opengestoten en een weg moet voorstellen. De auto kreunt en steunt onder de hobbels en kuilen op weg naar het inheemse dorp Bigiston. Het is de laatste plek die nu te bereiken is vanuit het grensstadje Albina naar het zuiden toe. Maar Ferdinand Awatjale laat zijn humor niet lijden onder de slechte weg. Deze reis biedt hem de mogelijkheid om na lange tijd weer naar zijn geboortedorp te gaan. Recent zijn ook elektriciteitspalen aangebracht tot Bigiston. En hoe dichterbij de verkiezingen in Suriname op 25 mei 2025 naderen, hoe dichterbij de elektriciteit ook daadwerkelijk zal komen, is de algemene opvatting.
Eenmaal in Bigiston aan de Marowijnerivier die de grens vormt tussen Suriname en Frans-Guyana, rust Awatjale’s blik op de imposante steen in het water met prehistorische rotstekeningen waaraan het dorp zijn naam ontleent. Het serene uitzicht over de rivier staat in schril contrast met zijn herinneringen over de verwoestende Binnenlandse Oorlog. Een oorlog tussen het Nationaal Leger in Suriname met in de leiding Desi Bouterse en het Jungle Commando van Ronnie Brunswijk dat mede door steun van Nederlandse Surinamers is opgezet. Allen tegenstanders van Bouterse. Brunswijk is nu vicepresident van Suriname.
Awatjale wijst naar een overwoekerd terrein waar eens koeien graasden die de hele omgeving van melk voorzagen. De inheemsen vluchtten voor de dreiging van de militairen en na het bloedbad in Moiwana zat de angst er goed in. “Bigiston is nooit meer geworden zoals het was”, verzucht Awatjale hoofdschuddend.
We zitten op een bank langs de rivier waar hij vertelt wat volgens hem is gebeurd in aanloop naar en net na de Moiwanatragedie. De inheemsen hadden zich vanaf 9 oktober voor het grootste deel teruggetrokken bij Portal, een eiland in de Marowijnerivier. Het Surinaamse leger had hen ook verboden om op de rivier te gaan.
“Een man die we toen kenden als Konhatmi (kom mij pijn doen) is toch gaan vissen. Hij werd gedood toen hij werd gesnapt. “Den kot’ en futu dan den anga en na wan bon na Bigiston. (ze hakten zijn benen af en hingen hem op aan een boom in Bigiston)” Dat zette kwaad bloed bij de inheemsen. Volgens hen was het Jungle Commando daarvoor verantwoordelijk. “Ik weet niet meer precies wanneer het is gebeurd, maar ik denk na de gebeurtenissen in Moiwana”, twijfelt hij.
Er zijn verschillende meldingen geweest in de media en in geschreven werken van bijvoorbeeld Ellen de Vries en de rooms-katholieke pater Antonius ‘Toon’ te Dorsthorst, dat er inheemsen betrokken waren bij de moorden in Moiwana. Nergens is echter duidelijk wat de aanleiding is geweest om juist de inheemsen te trainen om die operatie uit te voeren. In haar boek ‘Suriname na de Binnenlandse Oorlog’ schrijft De Vries dat het Openbaar Ministerie getuigenissen heeft dat inheemsen bij het leger waren gaan klagen dat hun vrouwen verkracht en hun mannen gemarteld werden door leden van het Jungle Commando.
Veel van de inheemsen die vertrokken naar Frans-Guyana kwamen niet terecht in de kampen voor de ‘intern verplaatsten’ zoals ze genoemd werden, maar in dorpen bij familieleden. Zij kwamen ook heel snel terug nadat zaken wat bekoeld leken in de dorpen zoals Bigiston. Frans-Guyana ligt aan de overkant van de grensstad Albina, in het uiterste noord-oosten van Zuid-Amerika. Het is een overzees gebied van Frankrijk. Daarmee grenst Suriname eigenlijk aan Europa en delen de twee landen de Marowijnerivier als grensrivier. ‘Europa’ ligt dus op 15 minuten varen vanuit het district Marowijne in het oosten van Suriname. Maria Sedney die niet kon aarden in het Franse dorp bij familie kwam heel snel terug. Sommige kwamen tussen wal en sloot terecht. “Ik kreeg geen geld van de Fransen om terug te keren zoals de mensen in de kampen. Ik krijg ook geen pensioenuitkering van de Surinaamse overheid nu”, vertelt ze over haar huidige situatie.
Spijt
In Galibi, de meest noordoostelijke inheemse plek van Suriname zit kapitein Ricardo Pané van Christiaankondre, een van de dorpen in Galibi aan de linkeroever van de Marowijnerivier. Hij vertelt dat een van zijn neven betrokken was bij de moorden. Zittend op de veranda van zijn huis in Christiaankondre met uitzicht op het strand, zegt hij zacht: “Mijn neef is op zeer mysterieuze wijze gestorven. Zijn buik zwol op. Ze zijn er geen van allen meer die daaraan hebben meegedaan.” Pané zegt dat de animositeit tegen het Jungle Commando begon toen een visser op brute wijze werd vermoord door deze rebellengroep in Bigiston. Awatjale echter kan de periode niet echt benoemen. Hij denkt eerder na de Moiwana-slachting van 29 november 1986.
De verklaring van Pané komt wel overeen met de aanname dat de betrokken militairen deel uitmaakten van de elite Echo Compagnie, die naar verluidt in de Ayoko Kazerne in het district Para zijn getraind om het gebied te zuiveren. Pater Te Dorsthorst vertelt dat hij bezoek kreeg van een van deze inheemse militairen nadat de Moiwanaslachting gepleegd was.
“Hij kwam zijn hart bij mij luchten. Hij behoorde tot een groep die speciaal daarvoor was opgeleid, maar had spijt en vertelde drugs te hebben gekregen om tot de daad over te gaan. Hij heeft geprobeerd om niet gericht op de mensen te schieten maar over hun hoofden heen”, klinkt het lugubere verslag. Volgens Pané had de toenmalige legerleider Desi Bouterse de jonge inheemsen van alles beloofd om mee te kunnen doen in deze compagnie. “Maar ze hebben niets gehad”, weet hij.
In gesprek met enkele slachtoffers van Moiwana komt naar voren dat zij vermoeden dat de inheemsen daadwerkelijk een rol hebben gespeeld in de moorden. Het inheemse dorp Alfonsdorp ligt namelijk net naast het gebied dat bekendstaat als Moiwana, een naam die mogelijk is ontleend aan de wanabomen die veel in het gebied voorkomen “Hoe kan het dat er in Moiwana is geschoten, maar niet in Alfonsdorp. Na den ingi seri unu (die Inheemsen hebben ons verraden”, verwoordde Johnny Misidjan de gevoelens van veel overlevenden in gesprek met de Surinaamse krant de Ware Tijd in 2023.
Kapitein Margriet Biswane nam in 2014 het traditioneel leiderschap als kapitein van het dorp over van haar neef Harold Galgren, die ook kapitein was. Met haar aan het roer is een nieuw tijdperk begonnen, waarin er soms ook verschil van inzicht is met de beslissingen die door vorige kapiteins zijn genomen.
Zij benadrukt dat Moiwana geen dorp was en dat de huizen die er nu staan, niet op de plek staan waar de slachting plaatsvond. Biswane woont zelf in Alfonsdorp. Achterop haar erf scharrelen kippen rond. Een zwart-witte poes spint tegen haar been. De bomen achterop zorgen voor wat schaduw, maar niet voor koelte onder het zinken dak op het achterbalkon van het huis.
“Moiwana was geen dorp, maar een nederzetting, dichtbij de brug, waar nu de berg met het zandgedeelte is”, zegt Biswane, terwijl ze richting het oosten wijst. Mensen uit nabijgelegen marrondorpen hadden toen hun kostgronden aangelegd. Wanneer ze daar werkten, was het handig om er langere tijd te verblijven. Met toestemming van het toenmalig traditioneel gezag mochten zij kampjes opzetten, weet Biswane nog.
Binnenlandse Oorlog en infiltrant
De Binnenlandse Oorlog brak in juli 1986 uit toen het Jungle Commando, onder leiding van Ronnie Brunswijk een aanval uitvoerde op de militaire post in Stolkertsijver dat ongeveer een half uur rijden van Alfonsdorp verwijderd ligt. Hij kwam net van Nederland en was gesteund door tegenstanders van Bouterse om tegen het regiem op te komen. Tijdens die actie werden militairen in gijzeling genomen. Dat zorgde voor een tegenaanval van het leger en zo ook het begin van de Binnenlandse Oorlog.
Ook in het inheemse Alfonsdorp kwamen de eerste berichten toen binnen. Bewoners waren niet bezorgd. “Vooral toen we hoorden wie de leider van het Jungle Commando was. Ronnie (Brunswijk… red.) was in het dorp bekend, want hij groeide op met mijn broers, neef en andere jongens hier. Ze voetbalden samen en hij heeft zelfs in het dorp geslapen. We waren buren, vandaar dat we niet bezorgd waren”, zegt Biswane.
Tijdens het conflict tussen de ‘rebellen’ en het leger verspreidden berichten zich snel. “Tot nu toe weet je niet welke je moet geloven”, zegt Biswane. “Boze tongen beweerden dat het Jungle Commando onze vrouwen zou verkrachten en de mannen zouden neerschieten. Toen werden de mensen wel bezorgd”, zegt ze. Er werd veel geschoten. Door wie weet Biswane tot nu toe niet. “Ik weet nog dat als we schoten in het dorp hoorden, iedereen naar het bos rende en plat op grond ging liggen.”
Toch bleven veel mensen in Alfonsdorp wonen, totdat zij, door een oproep van de militairen, gedwongen werden het gebied te verlaten vanwege de aangekondigde zuiveringsacties. Enkele dagen voor de militaire acties moest Biswane van haar moeder naar de stad vertrekken, omdat zij hoogzwanger was van haar eerste kind. De reis verliep niet rechtstreeks via de Oostwestverbinding, de weg die van Paramaribo naar Marowijne loopt, want de weg was vernietigd. De meeste mensen kozen voor de meer onbekende wegen in het bosrijke gebied achter de dorpen.
“Ik heb over een brandende brug die verder in het bos lag overgestoken. Mijn vader die toen in de Paramaribo werkte, wachtte mij op en zette mij af in een ander auto, terwijl hij richting het dorp ging om mijn moeder, broertjes en zusjes op te halen”, vertelt Biswane. Haar moeder besloot echter samen met de kinderen en de nog overgebleven dorpelingen naar Frans-Guyana te vluchten. Dat was voor velen makkelijker te bereiken.
Biswane hield een trauma over aan de gebeurtenissen. Ze herinnert zich levendig een moment waarop een bus waarin zij zat door het Jungle Commando werd tegengehouden. “Wij moesten uitstappen, terwijl wapens op ons gericht waren. ”Lange tijd koesterde ze wrok tegen Brunswijk. “Ik heb eens in het openbaar gezegd dat ik hem haatte. Hoe kon hij ons dit aandoen, terwijl hij met ons is opgegroeid.” Die haatgevoelens heeft ze uiteindelijk van zich af kunnen zetten. “Ik heb ervoor gebeden en ik kon weer vrij met hem praten.” In 2000 werd Biswane, als basya van Alfonsdorp, lid van het traditioneel gezag.
Ze kan zich niet herinneren dat bij de slachting te Moiwana inheemsen uit Alfonsdorp betrokken waren. “Wel weet ik dat de mensen van Moiwana een man hebben geïdentificeerd die kort voor de Binnenlandse Oorlog hier in het dorp was komen wonen. Hij had gevraagd om te komen wonen met zijn moeder en mijn oom die toen kapitein was, had geen bezwaar. Ze noemden hem ‘Moesel’. Later hoorden we dat hij positief door de mensen van Moiwana was herkend. Hij ging samen met zijn moeder met ons gewoon naar de kerk”, zegt Biswane.
Stichting Moiwana ‘86
Stanley Rensch, voormalig voorzitter van Stichting Moiwana ‘86, die zich inzette voor het mensenrechtenvraagstuk waarmee Suriname worstelde sinds de militaire coup, beweerde dat er tenminste één inheemse leider betrokken was bij de moorden in Moiwana.
In de Nederlandse krant, het Reformatorisch Dagblad van 15 september 1989, benadrukte hij dat “commandant Thomas, die zich vorige week aandiende als actieleider van de Inheemse actiegroep Tucajana Amazones in Suriname, is betrokken geweest bij de moord op tientallen ongewapende burgers in het dorp Moiwana in 1986.”
Rensch verklaarde dat zijn contactpersonen Thomas herkenden op filmmateriaal en foto’s, die waren gemaakt bij een persontmoeting van de Tucajana Amazones. Thomas droeg volgens de informanten de bijnaam ‘Ebe’. Hij vertelde ook dat de legerleiding, onder wie bevelhebber Desi Bouterse en de commandanten Chas Mijnals en Ivan Graanoogst, in november 1986 een dienstopdracht heeft gegeven aan een groep gewapende mannen om Moiwana binnen te vallen.
Dit leidde tot de moord op kinderen van zeven maanden tot vijftien jaar, vrouwen, van wie sommigen zwanger waren en mannen van vijftig tot zestig jaar. De verklaringen van Rensch werden in april 1989 door rechercheurs bevestigd toen zij een onderzoek instelden naar de gebeurtenissen in Moiwana’, stelt de krant.
Rensch is nu hoogbejaard. Hij zit op balkon te wachten voor het interview. Het is geen warme ontvangst. Logisch eigenlijk. In de muur van zijn huis, die behangen is met de foto van Sai Baba, zijn kogelinslagen te zien. In december 1989 werd namelijk een moordaanslag op hem gepleegd. Hij wil wel praten maar zijn vrouw en haar familie zijn daar tegen.
“Vindt u het wel raadzaam in deze tijd? Het is al zo lang geleden. Ik wil echt geen problemen. U gaat slapende honden wakker maken”, klinkt het achterdochtig. Een paar dagen vóór het interview had de Nederlandse politie Rensch bezocht met als gevolg toegenomen weerstand van de familie.
Ondanks de spanning praat Rensch kalm en zacht. Hij heeft zijn kijk over het gebeurde kunnen nuanceren. “Weet je, als je in die tijd daar woonde, zou je het leger niet kunnen weigeren als het jou opdrachten gaf. Zo zie ik het nu. De mensen hadden geen andere keus dan te handelen zoals hen werd opgedragen. Want misschien zouden zij anders ook doodgeschoten worden…”, zegt hij bedachtzaam. Het gesprek verloopt moeizaam. Zijn vrouw die binnen zit en televisie kijkt, zet het geluid steeds harder aan. Het is duidelijk dat ons bezoek niet gewenst is en we besluiten te vertrekken.
Burgers ontzien
Dat de zuiveringsactie in opdracht van de legerleiding komt, wordt door de voormalige commandant van de Militaire Politie en vertrouweling van Desi Bouterse Ivan Graanoogst, bevestigd. “De opdracht tijdens die periode was het gebied weer veilig te maken, maar zonder op de mensen te schieten. Jullie mogen alle verslagen bij het leger inzien”, benadrukt Graanoogst, die bereid is aan een interview mee te doen zolang het gaat over de feiten die zich voordeden. Hoewel het gesprek ’s morgens vroeg plaatsvindt, wordt hij vaker onderbroken door telefoontjes en bezoekers. Het is duidelijk dat Graanoogst ondanks dat hij gepensioneerd is, een druk leven leidt.
Hij vertelt hoe het Jungle Commando van Brunswijk betrokken raakte bij gijzelingen en aanvallen op militairen bij post Stolkertsijver, wat “leidde tot het uitbreken van het conflict dat de titel kreeg van ‘Binnenlandse Oorlog’. Maar wat vooraf speelde is dat Brunswijk werd gezocht”, zegt Graanoogst.
In de dagbladen werd destijds melding gemaakt van een bankoverval door Brunswijk en dat hij het oostelijk deel van Suriname onveilig maakte. Graanoogst zegt dat oud-premier van Suriname Pretaap Radhakishun het Militair Gezag vroeg om ondersteuning, omdat Brunswijk de politie elke keer te slim af was. “En dan gebeurt de aanval op post Stolkertsijver, gevolgd door de gijzeling van de daar aanwezige militairen.”
Graanoogst benadrukt dat het leger slechts acties ondernam om de veiligheid te waarborgen. Vooral om het feit dat het Jungle Commando strategische plekken als de Afobakastuwdam waar energie opgewekt werd voor heel Suriname wilde opblazen, maakte de situatie grimmig. In aanloop naar de acties van het leger in Marowijne werden mensen gewaarschuwd om uit het gebied weg te gaan.
De korte artikelen in kader op de voorpagina van de Ware Tijd van destijds beamen dat. Ook via radio, televisie en pamfletten werden bewoners gewaarschuwd om uit het gebied te vertrekken. Graanoogst: “We zijn niet daar gegaan om onschuldige mensen dood te schieten. Het is een pertinente leugen.”
Graanoogst uit ook zijn frustratie over hoe de geschiedenis wordt gepresenteerd, vooral met betrekking tot het incident in Moiwana en hij stelt dat de waarheid vaak wordt verdraaid door externe partijen, zoals Nederland. Hij roept op om de feiten te erkennen en de geschiedenis vanuit een Surinaams perspectief te schrijven, in plaats van door de bril van anderen. Hij benadrukt dat de militaire acties gebaseerd waren op de conventies van Genève en dat de intentie nooit was om burgerslachtoffers te maken.
Betrokkenheid inheemsen
Dat inheemse mensen betrokken waren bij militaire operaties bevestigt Graanoogst. “Bij elke operatie maak je gebruik van gidsen die het gebied kennen. Dat is hier ook gebeurd. Maar dat er expliciet inheemsen zijn getraind om die actie uit te voeren, is niet waar.” Graanoogst stopt de schuld van het gebeuren in de schoenen van het Jungle Commando.
“Ze hebben die mensen gebruikt als menselijk schild”, zegt hij en werpt op dat het Jungle Commando de oproep gehoord moest hebben en wist dat het leger erop afkwam. Zij hadden de mensen kunnen waarschuwen om te vertrekken, vindt Graanoogst. Na de slachting in Moiwana vielen leden van het Jungle Commando ook de inheemse dorpen Alfonsdorp en Bigiston aan, omdat overlevenden verklaarden dat inheemsen betrokken waren bij de militaire acties.
Historica Martina Amoksi, die uit het Marowijnegebied komt en in 2023 promoveerde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam met haar werk ‘De stad kwam naar het binnenland’, heeft voor de promotie veel onderzoek gedaan in het oosten van Suriname. Ze ziet in het scenario van inheemsen die ingezet worden tegen marrons een strategie om verdeel en heers toe te passen onder de groepen. Op haar kantoor bij de faculteit Humaniora van de Anton de Kom universiteit geeft ze haar mening.
“Ik weet dat er later wel een groep inheemsen is bewapend en eveneens Saramaccaners die toen ook moesten vechten tegen het Jungle Commando. Men is gaan zitten op wat de mensen scheidt om hen zo te gebruiken in de strijd tegen het Jungle Commando.” In gesprekken met George Pierre die oprichter is van Stichting Alfobigi – een samentrekking van Alfonsdorp en Bigiston – komt dit ook naar voren. Hij sluit het gesprek emotioneel af met de woorden. “Bouterse zegt dat hij inheems is, maar dat is hij niet.”
In het volgende deel ook het verhaal van Stichting Alfobigi 86.
Kader
De ‘Moiwanaslachting’ was een gewelddadige moordpartij. De grootste mensenrechtenschending sinds de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. De situatie en na de slachting was het gevolg – en in sommige gevallen het begin – van een complexe situatie waarin ongelijke relaties tussen inheemsen, marrons en "stadcreolen", die al sinds de koloniale tijd bestonden, weer aan de oppervlakte kwamen. Met subsidie van het Cultuurfonds en ondersteuning van de Franse ambassade in Suriname gingen Euritha Tjan A Way, Audry Wajwakana en Rossiano Toto op onderzoek uit naar de situatie van destijds en de kijk van de mensen nu 38 jaar later om de verhoudingen en de situatie in Marowijne en Frans-Guyana in context te kunnen zien.