Thuiskomen

Door Gillyon Emanuels

Ik ben nu al een week terug van mijn reis naar Gambia en had twee volle dagen nodig om mijn emoties te kunnen plaatsen, een plek te geven. Want daar kon ik voor het eerst echt de pijn van mijn voorouders tot in mijn ziel voelen.

Op James Eiland dat sinds 2011 Kunta Kinteh eiland heet, voelde ik het onrecht wat hen werd aangedaan. Vanaf het moment dat ik voet op de grond zette in Albreda, het dorpje aan de kust van het eiland, kon ik alleen maar huilen. Nu ben ik over het algemeen een zeer emotioneel persoon, maar deze emoties waren anders. Deze zaten diep. Heel diep. 

Wanneer je het erf betreedt word je meteen keihard geconfronteerd met standbeelden van een gevangengenomen gezin; een grote zwarte man met zijn vrouw en kind op haar rug gebonden. Allemaal aan elkaar geketend als slaven.

Achter hen op een gebouw staat de volgende afschuwelijke afbeelding van een kind, vrouw en man, geketend als beesten aan handen, voeten en nek. Bij het zien van deze beelden gebeurt er zoveel bij me van binnen, en de eerste vragen die bij me opkomen zijn; "Waarom?, waarom werden en worden onze mensen gezien als minderwaardig?". 

Onze voorouders werden voor minder gezien dan dieren! Waarom? Heeft de witte man zoveel pijn van onze zwarte huid? Het moet pijn zijn, want anders kun je een ander nooit zo diep haten! Of is het vanwege de kracht en trots die onze voorouders bezaten en die zij nooit en te nimmer hadden en of zullen hebben? 

Terwijl ik samen met de gids het gebouw, een minimuseum verder inloop, blijven de tranen stromen over mijn wangen. En wordt de pijn, boosheid, onmacht...steeds heftiger en zichtbaar en het gehuil harder. 

Ik excuseer me een paar keer aan de gids voor mijn emoties, waarop hij me geruststelt en zegt;" een ieder uit de diaspora die hier voor het eerst voet aan de grond zet wordt overmand door emoties; neem je tijd om te lezen, filmen en foto’s te maken totdat je klaar bent". 

Het doet me even goed om te merken dat ik me niet aanstel! Ik stap voorzichtig steeds verder het gebouw in en het eerste wat me opvalt zijn de voorwerpen waarmee onze mensen, mijn voor ouders, als beesten, monsters werden gevangengehouden. Ik kan niet eens spreken van "als dieren", want zelfs de dieren hadden een beter leven en werden met meer waardigheid behandeld. Wanneer ik na een uur het gebouw weer verlaat voel ik mijn hart bonken van binnen. Ik heb me duidelijk flink lopen opwinden. 

Op het terrein, aan de kust van het dorp, staat een mega grote standbeeld wat een man moet voorstellen met gebroken ketenen. Het beeld is zwart wit geverfd. De Britten hebben deze geplaatst na de afschaffing van de slavernij, en het moet gelijkheid voor iedereen voorstellen. Het duurde toch nog tientallen jaren voordat er echt een einde kwam aan de barbaarse wreedheden van de witte man. Ik hoor mezelf een luidde "tyuri" maken terwijl de gids uitleg over het beeld geeft. 

Om daadwerkelijk Kunta Kinteh eiland te bezoeken, moeten we de boot pakken. Terwijl ik plek neem op de boot en de rivier in me opneem, hoor ik de gids en de twee bootmannen, druk met elkaar praten in een taal die voor mij abracadabra is; het ging duidelijk over mij want alle drie blikken waren duidelijk op mij gevestigd . 

Als ik ernaar vraag, zegt de gids dat de mannen dachten dat ik een Juffry (waar de mandinga van afstammen) ben en dat ik op vakantie ben. Heel even voel ik me trots en flirt met de gedachte; " ben ik misschien dan toch een nazaat van de familie van...". 

Ik zet hem snel van me af en neem de Gambia rivier weer in me op. Ik weet even niet meer wat ik voel terwijl we koers zette richting het eiland. Als de gids weer begint te vertellen over de gruwelijkheden die onze mensen zijn aangedaan, hoe honderden van hen hier in de rivier zijn gestorven, verdronken en gevoerd zijn aan krokodillen, komen de tranen weer.

Ik dacht dat ik al uitgehuild was, maar er lijkt geen einde aan de "waterval" te komen. Ik krijg sterk de behoefte om het water aan te raken en vraagt aan de gids of het oké is. Hij kijkt me doordringend aan met een blik vol troost en knikt dat het oké is. Ik probeer dan mezelf met het zout water te wassen, tenminste, mijn armen, gezicht en nek. Het gevoel is zo sterk; ik kan het niet in woorden uitleggen. 

Enerzijds voel ik pijn, maar tegelijkertijd kracht, alsof dit water magie bevat. Aangekomen aan het eiland, terwijl ik uit de boot stap en op de brug sta, begin ik me niet goed te voelen. Een van de mannen ziet dat en houdt mijn hand vast en begeleidt me zo van de brug af. Ik neem een slokje van het flesje water wat ik ondertussen mijn hand heb en voel dan dat ik rustiger word. 

Ondertussen begint de gids weer te vertellen over het eiland, en de gruwelijkheden en ja hoor...daar ga ik weer! Tijdens de rondleiding op het eiland, laat hij de restant van de kamer, niet meer dan een hok, zien waar Kunta Kinteh twee weken lang werd gevangengehouden voordat hij naar Amerika, toen voor hem een onbekende wereld, werd gebracht. 

Ook hier krijg ik een sterke drang om de grond met mijn blote handen aan te raken. Als we dan terecht komen op het stukje waar onze mensen, mijn voorouders, dan werden gebrandmerkt als beesten, kniel ik neer zonder aan de gids te vragen, en begin ik een "begi" te doen in het Sranan terwijl ik mijn tranen de vrije loop laat. Als ik na een minuutje of wat opkijk, zie ik de gids en de twee andere mannen om het stukje heen staan met handen gevouwen, hoofd omlaag en ogen dicht. 

Ik slaak een diepe zucht en zegt dan dat ik genoeg gezien heb en dat we wat mij betreft weer kunnen gaan. Terwijl we teruglopen naar de brug om de boot in te stappen, vraagt de gids of ik met hem mee wilt lopen naar de zijkant naar het strand. Hij begint verwoed tussen al het zand, het water, de stenen en takken te zoeken. Ik vraag hem wat hij zoekt. 

Hij zegt: "heel soms vinden we wel eens iets. Kralenkettingen die de vrouwen als traditie om hun buik droegen. Deze gingen kapot wanneer ze hier vochten voor hun leven.” 

En ja hoor, wanneer ik denk dat hij nooit iets gaat vinden, zegt hij;" kom kijken", als een haas race ik ernaartoe en ja...daar ligt er één kraal; hij is weliswaar niet meer heel, maar ja, dat kan ook bijna niet anders, na meer dan 400 jaar. 

Dit donkerrood kraaltje, doormidden gebroken, lag daar op mij te wachten om gevonden te worden. Meer dan 400 jaar, ligt daar een deel van mijn cultuur op mij, Gilly Emanuels, te wachten. Ik schiet helemaal vol van emotie. 

Voorzichtig raap ik het op, kijk ernaar en sluit dan voorzichtig mijn hand. Van opzij kijk ik met een glimlach door mijn tranen heen naar de gids en bespeur tranen in zijn ogen. Hij kijkt me op zijn beurt voorzichtig aan en geeft een klein knikje. Diezelfde knik van toen op de boot toen ik het water wilde aanraken. 

Stilletjes lopen we dan naast elkaar terug naar de brug en stappen in. Ik hield nog steeds de kraal in mijn hand gesloten. 

Op de terugweg naar het vasteland voel ik mij heel rustig en kalm. Heel erg kalm. En met mijn schouders recht, borsten vooruit, mijn sister locks in de wind. Een diepe zucht. Ik voelde voor het eerst in mijn leven het gevoel van "thuiskomen".