Afbeelding

Valika Smeulders. Foto: Andy Kleinmoedig.

Stel… dat wij herdenken loskoppelen van afkomst

Vandaag -1 juli 2017- is het 154 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft in het Nederlandse koninkrijk. Op deze dag wordt door voornamelijk de zwarte gemeenschap van Nederland en haar voormalige koloniën de vrijheid gevierd. Maar stel je nou eens voor dat heel Nederland bij 1 juli stil zou staan . 

Door Valika Smeulders | Foto: Andy Kleinmoedig.

Het verleden van Nederland en het Koninkrijk is een gedeeld verleden van 400 jaar. Sint Maarten is sinds 1630 Nederlands gebied. Ook Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba en St Eustatius horen er ongeveer zo lang bij. Bovendien gaat het om voortgaande verbondenheid: de eilanden zijn nog altijd deel van het NL Koninkrijk, sommigen als land, anderen als bijzondere gemeenten. 

Maar wordt dat hier in NL ook zo beleefd, als een gedeeld verleden, als verbondenheid in het heden? 

Op 1 juli wordt in Amsterdam het afschaffen van de slavernij herdacht en gevierd. De afschaffing betekende voor grote groepen in de Nederlands-Caribische samenleving dat zij niet langer wettelijk het bezit van een ander konden zijn.

Je zou verwachten dat het herdenken van die periode overal aangegrepen wordt om te bevestigen dat we als koninkrijk hechten aan vrijheid en gelijkheid, en aan het actief bijdragen daaraan. Maar is dat zo? Ik wil u meenemen langs verschillende manieren van herdenken in het Koninkrijk.

En daarmee wil ik een aanzet geven tot denken: Hoe goed kennen wij elkaar nu eigenlijk? Hoe gaan we met onze ingewikkelde gezamenlijke geschiedenis om? En daarmee, hoe wordt vormgegeven aan identiteiten binnen het Koninkrijk?

De eerste plek in het Koninkrijk waar de herdenking van slavernij werd ingevoerd was Suriname. En Suriname is niet langer deel van het koninkrijk, maar ik wil er toch even bij stilstaan vanwege de relevantie in mijn verhaal: het laat zien vanuit welke belangen herdenken in de 19e eeuw is gevormd en hoe het met de tijd kan meebewegen. 

In Suriname kwamen met de afschaffing van de slavernij in 1863 34.000 mensen vrij. De planterselite was in de minderheid, en maakte zich zorgen over de eigen maatschappelijke en economische positie.

Het vieren van 1 juli, de dag waarop de Kroon de slaafgemaakten de vrijheid schonk, werd onmiddellijk ingevoerd. Dit gebeurde door de planters, in samenwerking met het Rijk en de kerken en was onderdeel van een breder beleid dat de ex-slaafgemaakten aan de plantage-economie en de koloniale samenleving moest binden.

Dat binden was nodig omdat in Suriname uitgestrekte bossen zijn, waardoor het gevaar bestond dat mensen daar onafhankelijke samenlevingen zouden opbouwen, zoals vele voor hen ook hadden gedaan.

Met de invoering van de herdenking werd mensen dankbaarheid aan de kroon opgelegd. Aangespoord om de bestaande structuren te accepteren. Te accepteren dat wat hen was aangedaan niet bevraagd, maar gelegitimeerd werd.

Inmiddels is Suriname onafhankelijk en is de aard van de 1 juli viering aangepast. Het is een gelegenheid die bepalend is voor de identiteit van het gehele land. In gezamenlijkheid wordt stilgestaan bij de pijn en het onrecht van het verleden, en het belang van vrijheid in het heden. Alle etnische groepen, afstammelingen van slaafgemaakten, contractarbeiders, en anderen, staan samen stil bij dit fundamentele deel van de geschiedenis. Omdat het allen, als inwoners van Suriname, aangaat.

Op Curaçao was de situatie in 1863 anders. Plantages waren er altijd al minder belangrijk geweest en de lokale handelselite wilde nieuwe economische wegen inslaan. Zo werd er direct in 1864 de eerste stoommachine ingevoerd.

De groep ex-slaafgemaakten was kleiner dan in Suriname. Bovendien bestond op het eiland vanwege de beperkte omvang en begroeiing niet de mogelijkheid om je af te scheiden van de koloniale economie.

Op Curaçao kozen overheid en elite ervoor de slavernij zo snel mogelijk te vergeten, 1 juli is er nauwelijks gevierd. De foto die je hier ziet uit 1888 is een van de eerste en laatste herdenkingen geweest.

Tegen dat vergeten begonnen activisten zich uit te spreken vanaf de jaren 60. In afwezigheid van een 1 juli viering waren deze activisten vrij in het kiezen van de elementen van het verleden waar zij bij stil wilden staan.

Zo kwam de viering van 17 augustus 1795 op gang. De dag waarop de slaafgemaakte Tula samen met duizenden lotgenoten opstond tegen het gezag. Het vieren van 17 augustus is het vieren van het verzet, van de kracht van slaafgemaakten.

Sint Maarten is sinds 2010 een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederland. Als zelfstandig land heeft het onmiddellijk een eigen herdenking ingevoerd. Op St. Maarten wordt op 1 juli stilgestaan bij het gegeven dat 15 jaar vóórdat de kroon de slavernij afschafte, de slaafgemaakten zichzelf hebben bevrijd. SXM bestaat uit een Nederlands deel en een Frans deel. In het Franse deel werd de slavernij in 1848 beëindigd.

Slaafgemaakten op Nederlands Sint Maarten dreigden te vluchten naar het Franse deel als zij niet per direct behandeld zouden worden als vrije mensen. Daarmee realiseerden zij de vrijheid zelf. 

In Nederland is sinds 2002 een nationaal slavernijmonument waarmee de herdenking van 1 juli veel meer zichtbaar wordt.

Wat we de afgelopen 15 jaar gezien hebben is dat witte hoogwaardigheidsbekleders er vlammende toespraken houden over het belang van vrijheid.

En dat de community die de vrijheid bij het standbeeld viert voornamelijk van Surinaamse afkomst is. Overheid en instellingen doen nauwelijks moeite om 1 juli een dag voor álle Nederlanders te maken, zoals in Suriname is gebeurd. Ook pikken zij de viering van 17 augustus, het Curaçaose verzet, nauwelijks op.

En aandacht voor het verhaal van Sint Maarten, voor de eigen agency van de slaafgemaakten in hun bevrijding, is helemaal ver te zoeken.

In het Caribisch deel van het koninkrijk wordt dus de proactieve rol van slaafgemaakten in hun strijd voor vrijheid gepositioneerd als aanleiding van nationale trots, over etnische grenzen heen.

Stel… stel dat we in Nederland zouden invoeren dat 1 juli voor iedereen een vrije dag is, om te vieren dat wij met z’n allen in het heden, ongeacht afstamming en huidskleur, gewoon als mens, afkeuren wat er in het verleden is gebeurd.

Stel dat we om dat kracht bij te zetten alle schoolkinderen liedjes zouden leren over het heldendom van de mensen op Sint Maarten. Stel dat elk schoolkind even veel zou weten van Tula als van Anne Frank. Hoe zou Nederland er dan uitzien?

Dr. Valika Smeulders is gespecialiseerd in erfgoed, diversiteit en het koloniale verleden. Met Pasado Presente werkt ze aan het ontsluiten van het koloniale verleden van Den Haag, in samenwerking met erfgoedinstellingen en sociaal-culturele organisaties. Als onderzoeker aan het KITLV bestudeert ze de diaspora van Aruba, Bonaire en Curaçao, koninkrijksbanden en nieuwe definities van erfgoed. 

Een uitgebreidere versie van dit stuk is gepubliceerd in OSO, tijdschrift voor Surinamistiek en het Caribische gebied 2016.

Deze inleiding was onderdeel van het programma ‘Voorbij de Nederlandse Antillen – Van gedeeld verleden naar gezamenlijke toekomst?’ gehouden in De Balie op 22 juni 2017. Zie het programma in zijn geheel terug op