Mijn twee opa’s en Aat
Mijn opa van mijn moeders zijde is geboren uit Indiase emigranten die uit noodzaak als contractarbeiders met twee dochters en twee zonen naar Suriname trokken om er een beter leven op te bouwen dan in India. Mijn Opa werd als vijfde kind geboren in Suriname. Met zijn broers en zussen hebben we weinig gehad, mede omdat hij trouwde met een zwarte vrouw (mijn oma) en dat werd hem nagedragen door zijn Indiase familie.
In de koloniale structuur was namelijk een kleurenladder ingesteld waarin wit erg werd overgewaardeerd en zwart extreem werd ondergewaardeerd met daar tussen in de Aziaten. Je kunt stellen dat het racisme waar wij nu tegen aan lopen zijn oorsprong heeft uit het koloniaal verleden, in het bijzonder de slavernij.
Mijn Indiase overgrootouders van moeders zijde kregen in Suriname salaris voor hun arbeid en hadden de keus na 5 jaar terug te keren naar India of bij te tekenen voor nog 5 jaren betaalde arbeid met aan het eind van die periode een stuk landbouwgrond van 2 hectaren per gezinslid.
Als echtpaar met 5 kinderen kregen ze 14 hectaren grond bij afloop van de tweede contractperiode. Deze regeling genereerde enorme rijkdom onder de emigranten uit India, Indonesië en China. Immers grond vertegenwoordigd kapitaal en geld creëer je met geld. Een mooiere financiële start hadden ze zich dus niet kunnen wensen en bij het overlijden van mijn overgrootouders konden hun kinderen rijkdom erven. Verder kan ik nog steeds precies traceren uit welke dorpen mijn overgroot ouders uit India vandaan komen.
Als dat wordt afgezet tegen het leven van mijn Opa van vaders zijde valt het volgende op. Mijn Afrikaans Surinaamse overgrootouders en grootouders is alles wat aan Afrika herinnerde onder druk en geweld ontnomen. Alleen via DNA onderzoek kan ik in grote lijnen hun Afrikaanse roots deels achterhalen. Wat dat doet met een mens kun je wel zelf bedenken.
Mijn opa van vaders zijde is geboren uit tot slaafgemaakte Afrikaanse Surinamers. Hij werd zelf in 1873 bevrijd van slavenarbeid toen hij ca. 11 jaar oud was. Daarvóór werd hij als kindslaaf gehouden op een plantage in Noord-Oost Suriname.
De gruwelen die hij in die periode heeft gezien en ervaren, maken dat ik er niet aan twijfel dat hij, evenals zijn ouders, meerdere trauma’s aan die afschuwelijke periode heeft overgehouden. Na de daadwerkelijke fysieke afschaffing van de slavernij op 1 juli 1873 begon voor hem en zijn ouders een afschuwelijk emancipatie proces wat o.a. inhield dat ze de keus hadden
A. te werken voor de plantagehouders, die hen alle menselijke waardigheid hadden ontnomen, kapot gewerkt, verhandeld, gebrandmerkt en naar wens misbruikt ( het laatste gold in het bijzonder voor vrouwen, meisjes en jongens) of
B. het plantage leven achter zich te laten en naar Paramaribo te trekken om daar zonder enig bezit een leven te proberen op te bouwen onder erbarmelijk koloniale regels. Het was namelijk de bedoeling van de koloniale overheid om deze mensen zo afhankelijk mogelijk te houden zodat die ingezet konden worden naar de koloniale wensen en belangen.
Dit terwijl de wrede slavenhouders werden gecompenseerd voor het geleden verlies bij afschaffing van de slavernij.
Dat het gros van de Afrikaanse Surinamers uit Noord-Oost Suriname voor optie B. koos zegt voldoende over de gruwelen die ze hebben moeten ondergaan op de plantages. Het voorgaande met medewerking en participatie van de gevestigde kerken ( Katholieke-, Lutherse- en Hervormde kerk en onze Evangelische broedergemeente), gevolgd door eeuwen van stilzwijgen en/of witwassen van de gedeelde historie.
Zonder huisvesting, met tekort aan alle overige eerste levensbehoeften en sterk beperkende koloniale wetgeving hebben mijn Afrikaans-Surinaamse voorouders ook deze periode van beginnende Emancipatie overleefd en op hun schouders sta ik en vertel graag hun verhaal van overleving en strijd voor gerechtigheid.
Dit motiveert mij zeer tot bijdrage aan het onderzoek naar het EBG-slavernij verleden in Suriname, waar ik met mensen van goede wil er naar streef mijn voorouders een stem te geven in onze gedeelde historie.
Dit brengt mij bij Aat, een goede vriend sinds 1976, die mij bij aankomst in Nederland heeft bijgestaan in een extreem racistische witte schoolomgeving. Ik deelde een klas met ca. 30 medeleerlingen op de middelbare school en in het eerste jaar was het een hobby van het gros van mijn medeleerlingen om zich op alle mogelijke manieren racistisch naar mij te gedragen.
Op een gegeven moment werd dat Aat te veel. Dus stond hij in de klas op om uit te leggen hoe laf en fout onze mede leerlingen zich gedroegen. Hij maakte gebruik van zijn positie als geprivilegieerde witte leerling en zweeg niet toen hij racisme en onrecht waarnam.
De actie van die ene dappere witte jongen van 16 jaar maakte dat de dynamiek in de groep op die dag veranderde. Dat moment koester ik al ruim 48 jaar. En Aat is nog steeds mijn beste witte vriend.
De activistische houding van Aat heb ik de afgelopen 50 jaren bij de kerken erg gemist als het gaat om racisme, Black Lives Matter, de zwartepiet discussie en het slavernijverleden. Om het in de woorden van Martin Luther King te zeggen; Uiteindelijk zullen we ons de woorden van onze vijanden niet herinneren, maar het zwijgen van onze vrienden.
Daarom wijs ik, in het bijzonder, mijn witte broeders en zusters in de EBG en andere kerken er op dat je altijd de keus hebt om te handelen bij racisme en onrecht. Één persoon kan het verschil maken. Ik roep jullie daarom op om je, juist in deze tijd, uit te spreken tegen onrecht en racisme als doorwerking van het slavernijverleden in deze samenleving.
Eric Woerdings
.