Huiselijk geweld, hoe kom je erbij?

Ergens in de jaren negentig had ik een nicht te logeren. Een mooie, jonge en zelfstandige Surinaamse. Ze kon alleen niet meer naar huis, want daar was het niet veilig. Daar had zij namelijk een man zitten die haar regelmatig als boksbal gebruikte en haar vlak voordat ze het huis ontvluchtte nog had proberen te wurgen.

Hij belde in de dagen daarna zó vaak met de meest boze beloftes naar mijn huis, dat ze ook bij mij niet meer kon blijven. Zo had hij gedreigd het hele huizenblok in de fik te steken. We hebben toen samen besloten om dan maar het Blijf van mijn lijf huis te bellen. Ik ben geen doetje, maar een vechtpartij op leven en dood met een bijna twee meter lange, moordlustige neanderthaler leek mij geen goed idee.

Per slot van rekening was mijn nicht zijn bezit en dat bezit bevond zich in mijn woning en ik wilde het niet teruggeven.

Er was meteen plaats in het Blijf van mijn Lijf Huis.

Ergens in de stad, midden op een druk kruispunt mocht ik haar afleveren. Ik zie ons nóg staan, zij met een inmiddels totaal verkleurd en nog steeds half dichtgeslagen Pipo-oog, afhangende schouders en een plastic tasje met wat kleding uit mijn kast. Ik ernaast, met een soort dit-gebeurt-alleen-in-films-gevoel en toch ook benieuwd naar wie haar zou ophalen en hoe het dan allemaal zou verlopen. Ik verwachte een matroneachtige vrouw, misschien een uit de kluiten gewassen Heidi of een volledig bewapende amazone te paard, wie weet zelfs een strenge meesteres in strak uniform, maar niet wat ik daarna op ons af zag komen. Een vrij kleine, tenger gebouwde jonge vrouw met een vriendelijke glimlach en een waakzame blik. Ze was uit een onopvallende auto gestapt en vroeg naar onze namen. Het ging razendsnel. Alsof het een geheime drugsdeal betrof. Ze nam mijn nicht bij de arm, liep met haar naar de auto en sjeesde weg. Mij lieten ze verbijsterd achter. Wauw. Dus zó gaat dat dus.

Op dat moment wist werkelijk niemand waar of met wie ze was. Veilig.

We kennen allemaal wel zo’n nicht, buurvrouw of vriendin. Mijn eerste neiging is eigenlijk om een belaagde vrouw te vertellen dat ze als de wiedeweerga haar koffers moet pakken. Is die kerel nu helemaal betoeterd? Wegwezen!

Maar van een dierbare vriend met een jarenlange ervaring als psycholoog heb ik begrepen dat dit zo niet werkt. Mensen kunnen zó vast zitten in een patroon, dat sommige mishandelde mensen keer op keer blijven proberen om de relatie in stand te houden. Zijn advies: ga naar een deskundige want het is niet normaal om ‘voor straf’ geslagen te worden door een partner. Iemand waar niet mee samen te leven is, kun je niet zo ver krijgen dat dit wél kan. En wat je omgeving er ook van vindt, jij moet beslissen wanneer je ermee stopt.

Toen ik zelf nog jong en kreukvrij was raakte ik ooit twee weken lang zwaar onder de indruk van een schone jongeling uit Algerije. Koolzwarte, Bambi-ogen met belachelijk lange wimpers en een zijdezachte mond. Hij kwam mij thuis ophalen voor een etentje. Daar kwam hij binnen, keurig in het pak, lekker ruikend en oogverblindend mooi. Hij keek naar mij en vroeg: ‘Wat heb jij op je ogen?’ ‘Huh? Oh, dat is oogschaduw’, antwoordde ik braaf. Met de Bambiblik strak op mij gericht zei hij: ‘Daar hou ik niet van, moet je niet meer doen.’

Alsof er een naald over een LP kraste. Zo genadeloos viel mijn prille verliefdheid aan barrels.

Zoals je in ouderwetse discotheken bruusk op aarde landde omdat ze tegen sluitingstijd opeens felle tl-verlichting aanknalden, dat gevoel. Mijn kortste relatie ooit. Wát een afknapper. Ik denk nog altijd dat ik daar en toen op dat moment, dankzij mijn schrik om zijn bezitterige houding, aan iets engs ontsnapt ben.

Er loopt hier tegenwoordig weleens een alleraardigst vriendje van zoonlief rond die soms gekke dingen roept zoals: ‘Hé, ik ben toch geen wijf!’ Of : ‘Ik ben toch geen homo!’ Een wijf zijn of homo zijn is blijkbaar allemaal erg. Zijn ouders zijn lieve, hardwerkende mensen en met de moeder ben ik min of meer bevriend geraakt. Waar haalt dit leuke jochie het toch vandaan? En wat hebben die jongetjes toch altijd tegen meisjes?

Feminisme staat niet op de lijst van ‘onze’ basisschool. Het zou wel een goed idee zijn.

Feminisme kun je leren. Vrouwvriendelijkheid ook. Scholen mogen daar best meer aandacht aan besteden. Meisjes zijn nét mensen. En mensen zijn geen bezit. Niet gek om al jong te leren.

En laten we ophouden om meisjes ‘pleasend’ gedrag aan te leren. In honderden videoclips worden we ‘bitch’genoemd. Ik zou zeggen: Wéés een bitch, met een goed hart. Niks mis mee. Krijg je hele leuke vriendjes door. Kijk naar mij: Best een bitch en een prettige man. Hij slaat niet, maar kookt wel. Zo zien we ze graag.

Illustratie: auteur

Sjo Velland, Sjolanda,auteur,columnist, Afro- Nederlandse schrijfsters in Amsterdam, Afro-Magazine-Sjo

Sjolanda Velland

Columnist

Sjo (1964) heeft jarenlang gewerkt als zangeres en actrice in binnen- en buitenland. Inmiddels heeft ze zich weer gevestigd in haar geboortestad Amsterdam.  Ze schreef drie jaar columns voor MUG Magazine en later voor het feministisch tijdschrift Lover. Op 19 juli 2019, publiceerde ze haar eerste roman, 'De erfenis van een getint meisje.'

Oprichter van de facebookpagina: Afro- Nederlandse schrijfsters, een laagdrempelige, gender neutrale site, waar schrijftalent wordt aangemoedigd werk te publiceren. Op de site kan men makkelijker in contact  komen met uitgeverijen, redacteuren, correctoren en andere Afro-Nederlandse schrijvers of aanbieders van schrijfworkshops.

Sjo heeft een man, een kind, twee katten en een fulltimebaan bij de gemeente Amsterdam. En meestal een goed humeur.