Het meest ongemakkelijke gesprek

Mijn moeder weigerde in 2002 als wethouder de Ghanese Ashanti Koning Osei Tutu II een hand te geven. Koning Osei Tutu II kwam namelijk in Amsterdam 300 jaar  handelsbetrekkingen vieren met toespraken en vooral veel muziek, dans en gezelligheid. Toen mijn moeder Osei Tutu II wees op wat voor producten deze handel gebaseerd was antwoordde de Ashanti Koning dat het nu niet het moment was om het feestje te verstieren. Mijn moeder eiste aan de Ashanti Koning en zijn kleurrijk geklede metgezellen en Job Cohen dat er voor de significante deelname aan de slavenhandel excuses gemaakt diende te worden. Zowel Osei Tutu als Cohen reageerden geïrriteerd en zij drukten mijn moeder nogmaals op het hart om de feestsfeer niet te verpesten. Boos verliet mijn moeder de feestzaal.

In 2005 was ik 26 jaar en ben ik voor de tweede keer met de ferry naar Black History Month in Engeland gegaan. Ik was al sinds mijn kinderjaren, vooral door invloed van mijn moeder, geïnteresseerd in geschiedenis, met name Afrikaanse geschiedenis en koloniale geschiedenis. Ik kon passages van ‘From Superman to Man’ van J.A. Rogers, ‘The Isis Papers’ van Dr Frances Cress Welsing en ‘Soul On Ice’ van Eldridge Cleaver opdreunen.

Mijn moeder had een enorme collectie boeken die over Afrikaanse geschiedenis ging. In Engeland bezocht ik lezingen en bijeenkomsten en ontmoette ik gelijkgestemde leeftijdsgenoten die zich over deze materie hadden gebogen. Maya, een Engelse jongedame van Ethiopisch komaf die tevens schilderes en pianiste was, vertelde mij in een geanimeerd gesprek op een avond in een soul food restaurant in Brixton of ik mij bewust was van de rol van Afrikaanse Koninkrijken en naties gedurende de ‘slave trade’ hadden.

Ik had het woord ‘slave trade’ nog niet gebezigd en vroeg haar waarom ze in haar verhaal meermaals ‘slave trade’ zo aandikte. Ik vond haar een beetje verbitterd klinken en vroeg waarom ze zo ontzet was. 

‘It was trade between several parties including African tribes and kingdoms Orville! Don’t get things twisted.’

Ik vroeg haar om even rustig adem te halen en zei dat ik moe was van de dag en of ze eindelijk haar gewenste gerecht op de menukaart kon bestellen. Ik vroeg haar of we het nu over wat relaxters konden hebben. De ober nam intussen de bestellingen op en verdween naar de keuken. Na een dag vol lezingen en discussies was ik uitgeput en wilde ik vooral even mijn hoofd legen. Na vergeefse pogingen om middels flauwe grapjes de sfeer wat te ontspannen werd ieder gesprek ongemakkelijker.

Toen ze haar bord nog maar voor de helft had leeggegeten na een alweer ongemakkelijke stilte zei ze ineens: ‘I have a present for you.’ Vervolgens pakte ze uit haar tas een boek ‘African Voices of the Atlantic Slave Trade’ van de auteur Anne C. Bailey en drukte het in mijn hand. Helaas pakte zij ook gelijk haar spullen en vertrok met de volgende woorden: ‘Thank me later. Email me when you are back in Amsterdam.’ 

Dit was het eerste boek wat ik las over de rol van de Afrikaanse koninkrijken en volkeren in de slavenhandel. Hierna volgenden nog zo’n elf titels. Ik was destijds veel met Afrikaanse geschiedenis en cultuur bezig. Ik was gefascineerd door het continent van mijn roots en zag en zie mij als Afrikaanse Surinaamse Nederlander. Ik leerde van mijn ouders over de wreedheden die op de slavenschepen en de plantages in Suriname geschiedde. Al in Utrecht, de plek waar ik op school zat alvorens ik naar Amsterdam verhuisde, had ik als jonge tiener verhitte discussies op school met docenten waarin ik pleitte voor meer aandacht over de slavernij. Ik was onrustig in deze ongemakkelijke gesprekken en later in Amsterdam organiseerde ik debatavonden waar vaak het onderwerp racisme, zwart bewustzijn en slavernij een belangrijk thema waren. 


In 1998 had ik met een groepje leeftijdsgenoten (olv Lisa Boerse) een avond ‘Color Me Bad’ in de Balie waarbij ook deze onderwerpen een rol speelde. Dat werd dan afgewisseld met optredens door Hip Hop artiesten en jazzmusici.

Maar later in 2005, toen ik op advies van de Brits-Ethiopische Maya het boek over de rol van Afrika in de slavenhandel begon te lezen begon ik beetje bij beetje een breder beeld over deze slavenhandel en slavernij te vormen.

Ik dook in archieven en raakte in de jaren nadien in gesprek met diverse mensen van Ghanese, Nigeriaanse en Afro Surinaamse komaf om vragen te stellen over die rol van Afrika, die op de meeste bijeenkomsten in het kader van zwart bewustzijn nog erg taboe is. Mijn zaliger vader maakte met Frank Zichem de documentaire ‘Katibo Yeye’ waar hij in zowel Suriname als Ghana op zoek ging naar zijn roots en de vraag hoe de slavenhandel voor de aandeelhouders van die handel zo succesvol kon zijn. Hij vertelde dat zijn leven veranderd was na het maken van die documentaire. Het is een leerzame maar confronterende reis voor hem geweest.

Dat slavernij enorm pijnlijk is geweest wist ik natuurlijk al. Ik ben in Ghana warm ontvangen. Als een echte broeder. Maar tegelijkertijd merkte ik dat mensen nauwelijks over de slavernij wensen te praten. Enkele dorp-oudsten durfden het wel en die vertelden mij dat het een goedgeorganiseerde puinhoop was waar Afrikaanse naties een primaire rol speelden.’

Na de woorden van mijn vader ben ik verder gaan speuren en stortte ik op een veelheid aan verhelderende verhalen en feiten. Teveel om nu over uit te wijden, maar de slavenhandel is als het gaat om Afrika en Afrikaanse mensen niet in een vat te gieten.

Afrika was in de oudheid ver ontwikkeld. Zowel economisch als technologisch. Ijzer werd al gesmeden, het schrift was in veel plekken in Afrika zelfs voor het eerste millennium gemeengoed, scheepsbouw en wereldreizen waren in Afrika reeds een feit toen Europeanen niet eens op vlotten wisten te drijven. En het winnen van goud en edelmetalen was ook in Afrika al in de oudheid big business. Koninkrijken als Ghana, Songhai en Dahomey werden oppermachtig, maar kenden zoals in alle plekken van de wereld diverse oorlogen. Al in de vroegste eeuwen van het eerste millennium verkochten de heersende koninkrijken hun verslagen tegenstanders aan andere Afrikaanse en Arabische handelaren. Vaak in ruil voor wapens en luxegoederen als tabak, geurtjes en alcohol.

Afrika is tot op heden het continent waar de meest waardevolle natuurlijke hulpbronnen gewonnen worden. Nou, de eerste grote natuurlijke hulpbron welk met succes verkocht werd aan de wereld buiten Afrika is de Afrikaanse mens. Het klinkt in deze tijd wellicht wat wreed, maar dat was het ook. Sommige slimmerds willen soms het narratief wat verzachten door te zeggen: ‘Ja, maar een slaaf betekende iets anders voor de Afrikaan dan de Europeaan. Met andere woorden werden ze beter behandeld.’

In dit continent van maar liefst 30 miljoen vierkante kilometer waren er inderdaad ook volkeren die slaven rechten toebedeelden. Echter, wanneer het ging om het verhandelen van mensen aan Arabieren of Afrikanen werden slaven volgens de bronnen hard behandeld.

In dit continent van maar liefst 30 miljoen vierkante kilometer waren er inderdaad ook volkeren die slaven rechten toebedeelden. Echter, wanneer het ging om het verhandelen van mensen aan Arabieren of Afrikanen werden slaven volgens de bronnen hard behandeld.

Het eiland Sao-Tome, voor de kust van het tegenwoordige Gabon en toenmalige Congo-Brazzaville, werd medio 15e eeuw het eerste doorvoerstation en tevens de eerste suikerplantage waar Portugezen in samenwerking met het Koninkrijk Congo slaven van breed komaf hoogst onmenselijk behandelden. Sao-Tome was de eerste plek waar de deals werden gesloten en de slaven naar de America’s vervoerd werden. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt waren de slaven van breed komaf. Van Fulani, Mande en Hausa tot zelfs Himba, Karo en Zansj die uit diverse delen van het continent Afrika afkomstig waren. 

Dit was tevens strategisch omdat als de slaven elkaar niet goed konden verstaan, dan zou de kans op opstanden tijdens het verschepen kleiner zijn. Later vonden diverse koninkrijken partners in de Portugese, Engelse en Nederlandse slavenhandelaren. Boten voerden uit Engeland, Portugal en Nederland met luxegoederen waarmee ze mensen kochten van de verkopers. 

 Het is voor degenen die anno 2020 het debat voeren een wellicht zeer ongemakkelijk gesprek. Het duale karakter van de klassieke slavernijdiscussie maakt het narratief makkelijk te vatten. Het verhaal van witte piraten die slaven kidnapten en hen tot slaaf maakten. ‘Old Pirates yes they rob I’ zong Bob Marley in ‘Redemption Song’.

Zeker waren er slaven gekidnapt en geroofd. Maar het kidnappen en roven was ten opzichte van het massaal verhandelen van stammen aan onder andere Arabieren, Perzen en Europeanen uitzonderlijk. In het huidige debat over de slavernij zijn er in mindere mate ook Afrikaanse Nederlanders die zelf of wiens ouders rechtstreeks uit Afrika naar Nederland zijn gemigreerd. Maar over het algemeen zullen Afrikaanse Nederlanders wiens voorouders niet verscheept zijn naar de America’s niet aan het debat deelnemen. 

Toch, na diverse gesprekken met mensen uit o.a. Benin, Nigeria en Ghana, zijn mensen bewust van de rol van Afrika in de slavenhandel alleen voert men de discussie in Nederland liever niet. In Ouidah, Benin prijkt bijvoorbeeld op menig plein, school en huiskamer het beeld van Francisco Felix de Souza.

Hij wordt ‘de vader van Ouidah’ genoemd vanwege zijn significante bijdrage aan de economie van Benin. De Souza was een Portugese Braziliaan die zowel katholiek was als de Vodun religie belijdde. Waar hij vooral bekend door was, was dat hij als ‘de grootste slavenhandelaar' bekend stond en in Ouidah slavenmarkten als waterputten uit de grond stampte.

Hij verhandelde met zijn partners van het Dahomey Koninkrijk honderdduizenden slaven aan Arabieren, Aziaten en Europeanen. Zoals een groot aantal andere CEOs in de slavenhandel reisde hij mee naar Brazilië waar hij ‘vuurman’ of ‘vlammenman’ werd genoemd omdat hij opstandige slaven op wreedaardige wijze met vuur bewerkte

Voor mensen die het eerst enigszins kennis maken met de Afrikaanse kant van de slavenhandel is dit waarschijnlijk een ongemakkelijk verhaal. Een ongemakkelijk verhaal wat met bepaalde mensen kan leiden tot het meest ongemakkelijk gesprek.  Voor diegenen die deze realiteit moeilijk kunnen verkroppen kan ik enigszins wat woorden delen die het verhaal wat nuanceren. Afrikanen, zoals we mensen tegenwoordig noemen die afkomstig zijn van het continent Afrika, zijn geen homogene groep.

Dat de volkeren een zwarte huid hebben en soms bepaalde kenmerkende fysieke eigenschappen delen, maakt deze volkeren nog geen homogene groep. Afrika is en was het grootste continent met de grootste genetische diversiteit van alle continenten. Iemand uit Oost-Afrika heeft in beginsel geen enkele relatie met iemand van West-Afrika.

Toch ben ik van mening dat zeker het slavernij- en racismedebat in een realistischer perspectief wordt geplaatst als wanneer de bron van die slavernij en dat racisme een primaire plek krijgt in het debat. De ontmenselijking van mensen begint mijns inziens op het moment wanneer de ene partij mensen als vee verkoopt aan een ieder die er iets waardevols voor wenst te betalen. En mijns inziens is dat racisme waar wij nu vol over zijn begonnen bij die ontmenselijking. 

De Brits-Ethiopische Maya bleek achteraf zo ontzet omdat haar stam tot 1942 heeft moeten wachten op het verbod op slavenhandel door Keizer Haile Selassie, maar dat iemand tijdens de Black History Month vond dat zij leugens verkondigde. Volgens Maya was dat een formaliteit en worden er nog steeds meisjes verkocht aan handelaren uit onder andere Saoedi-Arabië.

Mijn broer heeft vorig jaar een DNA test gedaan om te kijken waar wij vandaan komen. Wij blijken voor 60 procent Nigeriaans te zijn en nog specifieker van het tegenwoordige Hausa volk. Ik hoop nog een keer naar Nigeria af te reizen en kennis te maken met de Hausa mensen en hun cultuur. Mijn zaliger vader had dus blijkbaar ook naar Nigeria moeten gaan. Ik zal dat dan hopelijk namens hem ooit doen. Omdat ik ook Nederlands ben zal ik daar niet naartoe gaan om drie of vier eeuwen handelsbetrekkingen te vieren, maar eerder om de ontmenselijking terug te draaien en als weldenkende mensen opnieuw kennis met elkaar te maken. Ongemakkelijk voel ik mij niet meer. Ik word er alleen ongemakkelijk van wanneer een groot deel van de realiteit in elke discussie systematisch over wordt geslagen omdat, zoals Koning Osei Tutu II tegen mijn moeder zei, het feestje niet verstierd mag worden.

Het brede slavenhandel-verhaal heeft mij de mens beter doen begrijpen. Haar schoonheid, maar ook haar diepe duistere kant. Het heeft mij de universaliteit van menselijkheid en onmenselijkheid leren zien. Maar ook hoeveel nog onbekend is. Ik sta positief en dankbaar, maar onverminderd kritisch in het heden. Vooral door de strijd van mijn voorouders. Door hun gevoel van menselijke waardigheid zijn de opstanden zo sterk geweest waardoor het slavensysteem in Suriname klapte. Ik schrijf dit stuk ook uit mijn diepste respect naar hen. En uit de les van mijn moeder en vader dat wanneer je terug kijkt naar het verleden niet bang moet zijn om ook het meest ongemakkelijke gesprek te voeren.

Orville Breeveld

,

.